Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

HAVERSCHMIDT F (1981) Mogelijk voorkomen van Tyto tyto alba in Nederland. LIMOSA 54 (3): 97-98.

Op 22 januari 1976 werd in een kippenkwekerij nabij Ommen (0) een Kerkuil Tyto alba gevangen die daar 's nachts was binnengevlogen. De uil werd geringd (Arnhem 6 043 252) en op enige afstand vrijgelaten. Op 22 april 1976 werd deze Kerkuil als verkeersslachtoffer dood aangetroffen bij Varades, Loire-Atlantique (47.23 N, 01.02 W) aan de westkust van Frankrijk. Zowel het uiterlijk van de vogel als de terugmelding zijn interessant. De vogel had een geheel zijdeachtige witte onderzijde, wangen en ondervleugels zander ook maar een spoor van donkere stippen (figuur 1); de bovenzijde was oranjegeel. Hij voldeed mitsdien geheel aan de beschrijving van de ondersoort alba die in Groot-Brittannië en Ierland, de westkust van Frankrijk en Zuid-Europa broedvogel is (Vaurie 1965).
      Eykman et al. (1941) nemen de vorm alba nog op en vermelden vijf exemplaren uit oktober-december. Behalve deze vogels maken ook Bisseling & Tekke (1933) melding van twee lichte Kerkuilen uit de omgeving van Dordrecht uit maart en juni 1933. De afbeelding van een van deze vogels toont aan dat deze zeker niet tot de vorm alba kan worden gerekend daar op de borst en flanken nogal wat donkere stippen voorkomen. Tenslotte stelde Erkens (1968) in Limburg in 1967 bij twee broedparen vast dat de ene partner donker en de andere zeer licht was. Van een van deze lichte vogels wordt weliswaar vermeld dat de onderzijde geheel wit was maar over de kleur van de bovenzijde wordt niet gerept.
      In de Avifauna van Nederland (1970) is de ondersoort alba niet meer opgenomen op grond van een uitvoerige studie van Voous (1950) die een groot aantal Kerkuilen uit West- en Midden Europa heeft onderzocht. Hij stelde vast dat er in dit gebied twee sterk contrasterende ondersoorten voorkomen: alba met zuiver witte onderdelen met geen of slechts zeer weinig donkere stippen en licht goudgele bovendelen en guttata met roestbruine onderdelen met veel donkere stippen en donkergrijze bovenzijde. Voous kwam tot de conclusie dat de Nederlandse Kerkuilen intermediair zijn tussen alba en guttata. Verder stelt hij dat er geen bewijs bestaat voor de veronderstelling dat exemplaren met de kenmerken van alba van Britse herkomst zouden zijn (dus afkomstig uit het verspreidingsgebied van alba). Deze opvatting was al eerder door hem uitgesproken in een van zijn stellingen bij zijn promotie op 11 juni 1947 luidende: "Het is niet aangetoond dat Tyto alba alba (Scopoli) in Nederland is voorgekomen" en was mede gegrond op het feit dat geen enkel in het broedgebied van alba geringd exemplaar in Nederland was aangetroffen. Wat Groot-Brittannië betreft geldt dat tot op de huidige dag want van de tot en met 1979 verkregen 808 terugmeldingen van aldaar geringde Kerkuilen is er geen enkele van het vasteland van Europa (Spencer & Hudson 1980). Hoe de Westfranse Kerkuilen zich in dit opzicht gedragen is blijkbaar niet bekend. WeI zijn er twee als nestjong in Frankrijk geringde Kerkuilen in Nederland gevonden. De ene was geringd in Nord (50.39 N, 02.53 E) en de andere in Moselle (49.12 N, 06.50 E) (med. Vogeltrekstation Arnhem) maar deze komen niet uit het broedareaal van alba.
      De beslissing van de Commissie voor de Nederlandse Avifauna was op zich zelf ongetwijfeld juist maar heeft er wel toe geleid dat de belangstelling voor de ondersoort alba wat betreft zijn mogelijk voorkomen in Nederland verdween en er in de literatuur na 1970 niet meer over wordt gerept. Toch zou ik de aandacht van de Nederlandse ringers erop willen vestigen en dan vooral van diegenen die volgroeide Kerkuilen ringen en het voordeel hebben ze nauwkeurig te kunnen beschrijven en te kunnen fotograferen. Er moet wei op gewezen worden dat exemplaren alleen tot de ondersoort alba kunnen behoren als beide kenmerken (geheel witte onderzijde zander donkere stippen en goudgele bovenzijde) aanwezig zijn.
      Hoe kan de vondst van de Kerkuil bij Ommen in de winter van 1976 (toen er veer sneeuw lag) en zijn latere vondst in het broedseizoen aan de westkust van Frankrijk, worden verklaard? Ik zou de veranderstelling willen opperen dat deze vogel aanvankelijk naar het noorden is gevlogen en later naar zijn broedgebied is teruggekeerd. Kerkuil Tyto alba

[gratis pdf] [english summary]



limosa 54.3 1981
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster