LEBRET T (1981) Samenvattingen themadag Watervogels: Vogels en mensen in het Veerse Meer. LIMOSA 54 (2): 69-69.
De titel bevat twee gemeenplaatsen: (1) vogels zijn gebonden
aan een ,bepaald biotoop en (2) mensen zijn
overal bezig te sleutelen (zo niet erger) aan deze biotopen.
De afsluiting van de zeegaten vormt van dit
laatste een bijzonder duidelijk voorbeeld: het getij
wordt met een klap uitgeschakeld. Het Veerse Meer
was het eerste afgesloten zeegat. Hierin kwamen twee
natuurreservaten tot stand: De Goudplaat (c. 80 ha)
en De Middelplaten (300 ha). Wij concentreren ons op
dit laatste gebied.
De Middelplaten heeft een redelijke dichtheid van
Kluten en weidevogels en het reservaat herbergt in
winter en voorjaar grote aantallen Kol-, Riet-, Branden
Rotganzen. Deze vogels zijn er niet vanzelf gekomen.
Men zou kunnen spreken van coïncidentie van
biotische factoren en allerlei soms minder rationeel
menselijk handelen. Een aanzet werd al in 1939 gegeven
toen de Stichting Het Zeeuwse Landschap de jacht
op het Veerse Gat-Zandkreekgebied huurde van de
Dienst der Domeinen en zo een waterwildreservaat
stichtte: een primeur in het Deltagebied. Er ontstond
daardoor een behoorlijke rijkdom aan waterwild.
Toen de afsluiting in 1953 werd beraamd, kon de natuurbescherming
al met een tastbare claim komen.
De Middelplaten kreeg aanvankelijk een agrarische
bestemming. Er kwam een bedijkings- en bemalingsplan.
In 1959 werd van deze bestemming afgezien en
de natuurbescherming kreeg groen licht. De Stichting
Natuurmonument De Beer verloor toen juist haar basisterrein
en zou "compensatie" krijgen in het Deltagebied,
wat uiteraard niet als compensatie kon gelden.
Het compensatie-argument werd echter door de natuurbescherming
zo goed mogelijk uitgespeeld. Daarna
kwam het inrichtingsprobleem: het stond voor ons
vast dat de uitbanning van het getij zo'n verregaande
ingreep was dat we er niet mee konden volstaan "de
natuur zijn gang te laten gaan". In eerdere, kleinere
Zeeuwse afsluitingen was al gebleken dat er dan sterke
verruiging en "verwilging" optreedt, waar we alleen
gewone soorten als Merel, Fazant en Houtduif kunnen
verwachten. De vogels van meer zeldzame terreintypen
worden dan niet behouden terwijl ons dat wel voor
ogen stond. Het werd 1964 (drie jaar na de afsluiting)
voor er op bepaalde delen van de platen gras ingezaaid
werd. Aanvankelijk werden er schapen ingeschaard.
De gevreesde leverbotziekte frustreerde deze eenzijdige
schapen-begrazing. De ontwikkeling van de vegetatie
baarde zorgen: toen de stikstof voorraad in de bodem
opraakte kwam er een explosieve groei van Duinriet.
Door meer beweiding met runderen toe te passen,
die wel Duinriet eten, is deze plant aanzienlijk
teruggedrongen.
Het water van het Veerse Meer en het grondwater
zijn zout. Neerslag vormt een zoetwaterlens die echter
zijwaarts langs de platen wegzijgt. Bij mooi weer stijgt
in de plaatranden zout water op. Deze voortdurende
afwisseling van zoet en zout levert een vrijwel kale
strook op. Dit verschijnsel is ook bekend van de Roemeense
Zwarte Zee kust en uit de Marismas van de
Guadalquivir, Spanje. Op De Middelplaten wordt deze
strook begrensd door smalle en soms bredere stroken
Zeekraal, kweldergrassen en Klein Schorrekruid.
Kluten, Bontbekjes en Strandplevieren maar ook Visdief,
Kievit en Tureluur hebben een duidelijke voorkeur
voor dit milieu.
De broedvogels zijn van de openbare weg uitstekend
waar te nemen. Dit geldt ook voor Brand- en
Rotganzen, Kleine Zwanen en voor tal van doortrekkende
en overwinterende steltlopers. Deze laatsten
profiteren 's winters van de drooggevallen slikken: van
september tot april wordt het peil 70 cm lager gehouden
dan 's zomers. Het bovenstaande geeft maar enkele
aspecten weer van de ontwikkelingen tussen vogels
en mensen. Vogels en mensen (als ze natuurbeschermers
zijn) hebben het maar moeilijk in de Delta.
[gratis pdf] [english summary]
|