Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

FEY D & LEBRET T (1972) Veranderingen in de avifauna van de Biesbosch in het eerste jaar na de uitbanning van het getij. LIMOSA 45 (3): 101-118.

De opzet van deze bijdrage is voornamelijk beschrijvend. Pas als wij een langere periode kunnen overzien, kunnen conclusies worden getrokken. De beheerder van natuurgebieden in snelle ontwikkeling, zoals die in het Deltagebied, moet echter vooruit zien. Wij volstaan hier met het signaleren van enkele opvallende punten. 1. Vooral de zoogdieren profiteren van de uitbanning van het getij, met name de zich snel voortplantende muizen en ratten. Voor deze groep blijkt deze ingreep meer te betekenen dan voor de vogels. Deze waren door hun grotere mobiliteit vroeger reeds in staat de getij-omstandigheden te trotseren, beter dan de aan de bodem gebonden zoogdieren. Overigens blijken er maar weinig soorten en aantallen predatoren van de muizen-overvloed te profiteren. 2. Dat de Wintertalingen door hun binding aan de getijslikken na de uitbanning van het getij in aantal zouden achteruitgaan, was voorzien. De achteruitgang zette echter sneller in en ging ook veel verder dan was verwacht. 3. De vestiging van de Fuut als broedvogel is sneller gekomen en in een groter aantal broedparen, dan was voorzien. 4. Ret geringe voortplantingssucces van de Bergeend is een tegenvaller. 5. Dat de Lepelaars zich handhaafden, is verheugend. 6. Ret lijkt alsof de Meerkoeten de uitgroei van het Riet naar de nieuwe waterlijn afremmen. In het algemeen is snelle toename van Riet een bedreiging voor waterwildgebieden (Lebret 1964). Ret is zaak deze ontwikkeling nauwlettend te volgen. 7. Onder de broedvogels van de rietgorzen profiteren vooral die soorten van de nieuwe toestand, die vroeger in een marginale situatie verkeerden. Dat zijn dus de laagnestelende soorten als BIauwborst en Baardmannetje. Op langere termijn zullen deze soorten hun broedgebied echter verliezen, wanneer de rietgorzen veranderen in ruige struwelen. Fuut Podiceps cristatus Blauwe Reiger Ardea cinerea Purperreiger Ardea purpurea Kwak Nycticorax nycticorax Lepelaar Platalea leucorodia Wilde Eend Anas platyrhynchos Krakeend Anas strepera Wintertaling Anas crecca Pijlstaart Anas acuta Zomertaling Anas querquedula Slobeend Anas clypeata = Spatula clypeata Smient Anas penelope Tafeleend Aythya ferina Bergeend Tadorna tadorna Grauwe Gans Anser anser Kolgans Anser albifrons Kleine Zwaan Cygnus bewickii Buizerd Buteo buteo Visarend Pandion haliaetus Meerkoet Fulica atra Scholekster Haematopus ostralegus Kievit Vanellus vanellus Kleine Plevier Charadrius dubius Houtsnip Scolopax rusticola Kluut Recurvirostra avosetta Grote Mantelmeeuw Larus marinus Houtduif Columba palumbus Klapekster Lanius excubitor Blauwborst Luscinia svecica = Cyalnosylvia svecica Sprinkhaanzanger = Sprinkhaanrietzanger Locustella naevia Grote Karekiet Acrocephalus arundinaceus Baardman = Baardmannetje Panurus biarmicus Sijs Carduelis spinus Putter Carduelis carduelis

[gratis pdf] [english summary]



limosa 45.3 1972
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster