VEN J VAN DER (1964) De Blauwe Reiger in 1963 en 1964 in Nederland. LIMOSA 37 (3): 308-309.
Blauwe Reiger Ardea cinerea
De telling in de kolonies van de Blauwe Reiger die het RIVON op verzoek
van het Ministerie van O. K. en W. in 1963 organiseerde n.a.v. de extreem
strenge winter 1962 / 1963, verschafte gegevens omtrent de stand van deze
reigersoort na deze winter.
Daar dit verzoek eerst in april kwam, was het onmogelijk alle kolonies
van Nederland te bezoeken. Dank zij de medewerking van velen in het land,
kon bereikt worden, dat van 87 van de 133 kolonies (van der Ven, 1962),
gegevens verkregen werden. Er konden 16 nieuwe kolonies worden toegevoegd
en van de 87 genoemde kolonies waren er lOverlaten.
Doordat van een zo groot aantal kolonies gegevens verzameld konden
worden, was het mogelijk de stand van de reiger te beoordelen. Zowel grate
als kleine kolonies werden bezocht; ook kolonies die al jarenlang door ver··
jaging of houtkap achteruit gaan, alsmede nieuwe vestigingen. Zoveel mogeIijk
werd getracht eveneens de gegevens te verzamelen van 1962.
Bijna van iedere kolonie kan gezegd worden, dat het aantal nesten in
1963 onder of ver onder het aantal van 1962 ligt. De gegevens van een
kolonie liepen per waarnemer soms sterk uiteen, maar meestal bedroeg het
verschil slechts enkele nesten zodat het gerechtvaardigd is vertrouwen tc
hebben in de gegevens. Wanneer de opgegeven aantallen voor een zelfde
kolonie sterk uiteen liepen en verifieren niet meer mogelijk was, zijn deze
niet opgenomen.
De landelijke telling van 1956 gaf als resultaat: 4780 nesten in 133 kolonies.
In 77 van deze kolonies bevonden zich toen 3941 nesten; in 43 van
deze kolonies 2104 nesten. In 1962 bevonden zich in diezelfde 43 kolonies
2770 nesten. In 1963 bedraeg het aantal voor deze 43 kolonies 1742 en
voor de bovengenoemde 77: 3002 nesten. Ret is waarschijnlijk dat het aantal
kolonies nauwelijks is veranderd (ong. 135).
[gratis pdf] [english summary]
|