PERDECK AC (1964) Jaarverslag van het Vogeltrekstation over 1963. LIMOSA 37 (3): 211-220.
Het Bestuur van de Stichting Vogeltrekstation leed in 1963 gevoelige verliezen
door het overlijden van twee van haar leden, de heren H. H. Buisman
en J. Drijver.
De heer Buisman werd in 1940 verzocht tot het bestuur toe te treden.
Hij was sindsdien een regelmatig bezoeker van de jaarvergaderingen, waar
hij op zijn bekende pittige wijze vele adviezen gaf over de uitvoering van
de onderzoekingen. Hij stelde ons onder meer in staat om in zijn kooi te
Piaam vele Wintertalingen te ringen en de vangst te gebruiken voor het
uitvoeren van een verplaatsingsproef.
De heer Drijver was van af de oprichting van het Vogeltrekstation in 1940
lid van het bestuur, waarin hij aanvankelijk de functie van penningmeester
vervulde. Mede door zijn warme belangstelling voor de bescherming van
vogels, interesseerde hij zich in bijzondere mate voor het trekverschijnseI.
Immers het trekgedrag bracht speciale problemen voor de bescherming met
zich mee, zoals bijvoorbeeld het openen en sluiten van de jacht en het instellen
van reservaten. Zijn onlangs verschenen boekje over vogeltrek geeft
van deze samenhang tussen bescherming en trek een duidelijk beeld.
De werkzaamheden van het Vogeltrekstation werden dij: jaar voortgezet in
de nog tijdelijke behuizing te Amhem.
De bouw van het Instituut voor Oecologisch Onderzoek vorderde echter
aanmerkelijk, zodat te verwachten is, dat het station zijn nieuwe en definitieve
behuizing binnen niet te lange tijd zal kunnen betrekken.
Hoewel de heer Perdeck dus nog geen gebruik kon maken van de speciaal
voor orientatie-proeven ingerichte vertrekken in het nieuwe instituut, schonk
hij toch weer veel aandacht aan het navigatie-probleem. Hiervoor maake
hij gebruik van de z.g. "Kramerkooi", waarin het orientatie-vermogen van
op het nest gevangen Spreeuwen werd getoetst. Voorts ging hij na of Roodborstjes
zich kunnen orienteren zonder vaste met het oog waameembare
objecten.
Nu het Vogeltrekstation door de verhuizing naar Arnhem tijdelijk (tot het
nieuwe gebouw k1aar is) verstoken is van een goede gelegenheid om de
proeven met de Kramer-kooi (spontane richtingkeuze van vogels in de kooi)
in het veld voort te zetten, hebben wij proeven binnenshuis gedaan. De
plannen hiertoe zijn ontstaan naar aanleiding van de proeven van Merke]
en Fromme, die vonden dat Roodborsten en Grasmussen, ook binnenshuis
onder uitsluiting van visuele kenmerken zich in de Kramer-kooi gericht
bewogen. De richting kwam zowel in het voorjaar als in het najaar overeen
met de te verwachten trekrichting.
De proeven werden door ons in het voorjaar herhaald met 3 Roodborsten.
Hoewel de vogels een duidelijke, nachtelijke, trekonrust vertoonden, bewogen
zij zich ongericht in de kooi, wanneer visuele en auditieve kenmerken
zoveel mogelijk werden uitgesloten. Onze waarnemingen konden de resultaten
van Fromme en Merkel dus niet bevestigen. Nader onderzoek, ook
in samenwerking met Merkel, staat op het programma om deze controverse
op te helderen.
Voor nadere bijzonderheden verwijzen wij naar de 34ste publikatie van het
Vogeltrekstation (Ardea 51, p. 91).
Een ander punt van onderzoek met de Kramer-kooi betreft de orientatie
van Spreeuwen die van hun nesten waren gelicht. (De nesten waren aIle ca.
5Yz km ten N van de proefopstelling gelegen). De vraag, hierbij gesteld,
was of deze vogels hun richtingkeuze in de thuisrichting ook kunnen maken
als visuele kenmerken zijn uitgesloten. Drie proefseries werden gedaan:
1. met hemelzicht bij zwaar bewolkt weer, onder uitsluiting van landschapskenmerken;
2. met hemelzicht bij zonnig weer, onder uitsluiting van landschapskenmerken;
3. zonder hemelzicht, in een afgesloten ruimte, zonder vaste visuele kenmerken.
De variatie in het gedrag der proefdieren was groot, zowel in hun bewegingswijze
als in de aktiviteit.
Per serie werden 7-9 verschillende dieren gebruikt. In de eerste serie,
bij zwaar betrokken weer, vertoonden de vogels een duidelijke gerichtheid
in de richting van het nest. Het is echter in deze omstandigheden niet zeker
of de zon als orientatiemiddel kan worden uitgesloten. Hoewel voor ons
mensen de positie van de zon aan de hemel niet te bepalen was, zou dit voar
een gevoeliger oog weI eens het geval kunnen zijn.
[gratis pdf] [english summary]
|