ENS BJ, BOM RA, DOKTER AM, OOSTERBEEK K, JONG J DE& BOUTEN W (2014) Nieuwe ontdekkingen en mogelijkheden in het onderzoek aan Scholeksters dankzij het UvA Bird Tracking Systeem. LIMOSA 87 (2): 117-128.
Dankzij hun voorkeur voor open gebieden, hun
opvallende gedrag en eenvoudig te meten
voedselbronnen behoren Scholeksters tot de best
bestudeerde wadvogels ter wereld. Er zijn echter
grenzen aan de mogelijkheden om hun gedrag en
ecologie te bestuderen met louter visuele
middelen. Met de komst van lichtgewicht 'GPStrackers'
is het mogelijk geworden om plaatskeuze
en gedrag van Scholeksters op de meest
onmogelijke plekken bijna continu te volgen. Hier
bespreken we een aantal nieuwe inzichten die dat
nu al heeft opgeleverd, en belangrijke vraagstukken
die onderzoekbaar zijn geworden dankzij
deze nieuwe technologie.
Gemeten naar het aantal wetenschappelijke publicaties op
het Web of Science is de Scholekster Haematopus ostralegus
de best bestudeerde steltloper ter wereld. Ook in Nederland
worden Scholeksters al decennia intensief bestudeerd; zie
bijvoorbeeld het speciale nummer van Ardea gewijd aan
deze soort (Blomert et al. 1996). Dat betekent niet dat we
alles weten over Scholeksters. Al meer dan twee decennia
nemen hun aantallen in Nederland schrikbarend af en ondanks
veel kennis over de verschillende factoren die daaraan
bijdragen (Ens et al. 2009a, 2011), is toch niet duidelijk wat de
meest eff ectieve manier is om deze teruggang een halt toe
te roepen. En ook in het door louter nieuwsgierigheid gedreven
onderzoek naar bijvoorbeeld de carrièreplanning van de
Scholekster zijn nog vele vragen onbeantwoord (Ens 1994).
Sommige van die vragen laten zich pas beantwoorden
met de inzet van nieuwe technologie die metingen mogelijk
maakt die eerder buiten bereik bleven. Met name de
mogelijkheid om het terreingebruik en het gedrag van individuele
Scholeksters nauwkeurig en langdurig vast te leggen
is belangrijk. De nieuwe technologie die dit mogelijk
maakt is een door de Universiteit van Amsterdam ontwikkeld
systeem met 'gps-trackers', het UvA Bird Tracking System,
kortweg UvA-BiTS (Bouten et al. 2013). Scholeksters zijn eerder
uitgerust met zenders, waaronder ook zenders waarbij
aan het signaal kon worden afgelezen of de vogel bewoog
of stil stond (Exo et al. 1996), dus de eerste vraag die moet
worden beantwoord is wat hieraan zo bijzonder is. Het
probleem met radiozenders is dat de positie van de vogel
moet worden vastgesteld via een kruispeiling, waarvoor
twee waarnemers met ontvanger nodig zijn, of een enkele
waarnemer die zich voortdurend verplaatst. Continu volgen
van de vogels in moeilijk toegankelijk terrein is zo goed als
onmogelijk en kost zelfs in goed toegankelijk terrein veel
tijd. Met geautomatiseerde ontvangststations is het mogelijk
om de aan- of afwezigheid van een gezenderd individu
vast te leggen, maar pogingen om de positie van de vogel
met een grotere precisie vast te leggen middels een netwerk
van geautomatiseerde ontvangststations waren tot
heden niet succesvol als gevolg van technische problemen.
Daarnaast werkt de positiebepaling alleen als de vogel zich
binnen het netwerk bevindt. De beste manier om de positie
vast te leggen is middels een zender die is uitgerust met een
gps (Global Positioning System) ontvanger. In het ideale geval
worden dergelijke gps-ontvangers voorzien van energie via
een zonnepaneeltje op de bovenkant en sturen ze hun informatie
via een (Argos) satelliet naar een ontvangststation op
aarde. Zolang de zender werkt is het dier altijd en overal te
volgen (Ens et al. 2009b). De kleinste gps-zenders van dit type
wegen echter 22 g (www.microwavetelemetry.com) en zijn
daarmee net iets te zwaar voor een Scholekster. Lichtere gpsloggers
zijn mogelijk door de informatie niet naar een satelliet
te sturen, maar uit te lezen na terugvangst, of uit te lezen
via een draadloze verbinding. De eerste methode is recent
toegepast op broedende Scholeksters in Duitsland, waarbij
gps-loggers van 18 gram op de staartveren werden geplakt
(Schwemmer & Garthe 2011). Omdat de vogels moeten worden
teruggevangen is deze methode alleen toepasbaar op
broedvogels. Bij de tweede (UvA-BiTS) methode geldt die
sterke beperking niet. Verderop in dit artikel leggen we uit
waarom dat zo is en waarom we spreken van gps-trackers en
niet van loggers of zenders.
In het voorjaar van 2008 werden vier Scholeksters op
Schiermonnikoog Fr bij wijze van proef uitgerust met een
gps-tracker. We vonden geen aanwijzingen dat deze vogels
zich zichtbaar anders gedroegen dan soortgenoten zonder
zo'n apparaatje. Op basis van de hoopgevende resultaten
werden in het voorjaar van 2009 acht Scholeksters uitgerust
met een aangepast prototype, dat echter onvoldoende bestand
bleek tegen zout water. Aan het einde van de broedtijd
konden nog drie vogels op Schiermonnikoog worden
uitgerust met een verbeterd prototype. Ze bleken op Schiermonnikoog
te overwinteren en konden de hele winter worden
gevolgd. Dit gaf voldoende vertrouwen om vanaf 2010
UvA-BiTS in te zetten bij een groot onderzoeksproject naar de
draagkracht van de Waddenzee voor de Scholekster en het
effect van bodemdaling door gaswinning daarop.
Centraal in dit onderzoek staat het model webtics (Wader
Energy Balance Tidal Cycle Simulator) dat op basis van gegevens
over o.a. voedselaanbod en droogligtijd en kennis
over de energiehuishouding van de vogels voorspellingen
doet over de draagkracht van wadgebieden voor overwinterende
Scholeksters. Daarmee kunnen voorspellingen worden
gedaan over de effecten van bijvoorbeeld kokkelvisserij
(Rappoldt et al. 2008) en bodemdaling door gaswinning
(Rappoldt & Ens 2011) op die draagkracht. In simulaties met
webtics blijkt de draagkracht vooral te worden bepaald door
de omvang van de lang droogliggende schelpdierbanken.
Maar is dat ook echt zo? Om daar achter te komen is het nodig
te meten hoe Scholeksters in de loop van de winter de
verschillende schelpdierbanken benutten. De analyse van
de gegevens vanuit deze vraagstelling is in volle gang. Bij
een tussenrapportage over het seizoen 2010/11 bleek dat de
gezenderde Scholeksters zich over een veel groter gebied
verspreidden dan verwacht, zodat maar weinig waarnemingen
werden verzameld binnen delen van wadplaten die
intensief op schelpdieren zijn bemonsterd (Ens et al. 2012).
Daarnaast dachten wij dat alle op de kwelders van de Waddenzee
broedende Scholeksters standvogels zouden zijn,
maar een deel van de dieren bleek trekvogel. In dit artikel
rapporteren we deze en andere onverwachte ontdekkingen
en bespreken we andere onderzoeksvragen die met inzet
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|