DOCHY O (2013) Trioranden voor akkervogels: de 'grote'drie' in één pakket. LIMOSA 86 (3): 180-191.
Trioranden zijn een vorm van akkerrandenbeheer
die voor het eerst werd toegepast bij de agrarische
natuurvereniging 'Wierde & Dijk' in Noord-Groningen.
Uit onderzoek kwam naar voren dat de Veldleeuwerik
profi teerde van een groot aanbod van
dit type randen (van 't Hoff 2010). In westelijk
Vlaanderen is de Patrijs nog vrij algemeen en we
vermoedden dat dit type beheer ook die soort ten
goede zou komen. In een driejarig proefproject in
een polderlandschap zijn de eff ecten op broed- en
wintervogels onderzocht
Dat akkervogelpopulaties sterk zijn achteruitgegaan en
vele soorten nog altijd in aantal afnemen, is inmiddels bekend.
Dat is in Vlaanderen net zo het geval als in Nederland
(de Bruyn et al. 2007; Boele et al. 2012; Vermeersch & Onkelinx
2012). In diverse onderzoeksprojecten worden manieren om
die afname een halt toe te roepen geëvalueerd. Veiligheid
en voedsel zijn de sleutelfactoren, die voor elke soort anders
zijn. Algemeen komt dit neer op het voorzien in geschikte
dekking om te broeden of te schuilen voor slecht weer en
predatoren, en een voldoende aanbod van insecten in de
zomer en van zaden in de winter. We spreken in dit verband
van 'de Grote Drie'. Minder bekend is het feit dat de vogels
ook letterlijk bij het voedsel moeten kunnen. Met andere
woorden: de vegetatie moet minstens plaatselijk ijl en/
of kort genoeg zijn (Dochy & Hens 2005, Buckingham et al.
2006, Cole et al. 2007). Daar wringt bij veel goedbedoelde
maatregelen de schoen.
In Vlaanderen bestaat de klassieke beheerovereenkomst
'perceelsrand natuur' (zie www.vlm.be) uit 6-12 m brede met
Engels Raaigras Lolium perenne ingezaaide grasstroken die niet worden bemest noch met bestrijdingsmiddelen behandeld.
Maaien mag vanaf 15 juni, maar dit is midden in het
broedseizoen. Als gevolg van de grote voedselrijkdom van
de akkergrond is de graszode meestal erg dicht. Door gebrek
aan bloeiende planten en microstructuur is de soortenrijkdom
er gering (Vickery et al. 2009). Om het onderscheid met
de 'triorand' duidelijk te maken, wordt dit type randen verder
'monorand' genoemd.
De triorand is een aangepaste versie van de monorand.
Hij is even breed maar verdeeld in drie parallelle overlangse
stroken die beurtelings worden gemaaid (figuur 1). Eén
strook wordt niet gemaaid. Zo is er jaarrond zowel een korte
als een ruige strook aanwezig. De korte stroken zijn zo kort
dat ze (in theorie!) niet benut worden om in te broeden. Tussen
twee maaibeurten in één strook zitten – behalve de eerste
beurt – twee maanden, wat net voldoende zou moeten
zijn voor zangvogels om een legsel groot te brengen. Voor
Patrijs is dit te kort, maar we verwachten dat die om te nestelen
eerder de ruige strook zal kiezen of een gewas.
Om extra insecten en zaden te bieden zijn de trioranden
ingezaaid met een ijl gras-kruidenmengsel van algemene
inheemse plantensoorten. Door het leveren van dekking,
insecten en zaden kan een triorand dus de Grote Drie op
het terrein realiseren zonder grote moeilijkheden voor de
landbouwer. Maar werkt dat ook zo in de praktijk? Om dit
te onderzoeken organiseerde de provincie West-Vlaanderen,
in het kader van het Europese Interreg-project 'solabio', een
naar Vlaamse normen grootschalige terreinproef.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|