Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

MIRANDA JF DE & R. K. KOENEKOOP RK (1980) Zeevogels in Nederland in 1977. LIMOSA 53 (2): 59-69.

Dit is het tweede ornithologische jaarverslag van de Club van Zeetrekwaarnemers (CvZ). Het geeft in eerste instantie een overzicht van de passage en aanwezigheid van vogels langs de Nederlandse kust op grond van de gegevens in het archief van de CvZ. De gegevens zijn daartoe op eenzelfde wijze verzameld en geregistreerd als in de jaren 1974 tot en met 1976; de waarnemingen zijn verricht op vaste telposten aan de Noordzeekust, en zijn geregistreerd op voorgedrukte zogenaamde uurtotaalkaarten. Voor de leden van de CvZ zijn twee halfjaarlijkse verslagen uitgebracht (van Dijk 1977 a, b) waarin de waarnemingen gedetailleerd zijn behandeld en uitgewerkt.
      Bij het samenstellen van dit jaarverslag zijn beide seizoenverslagen als belangrijkste bron van gegevens gebruikt. Voor de meteen asterisk (*) aangeduide soorten is - evenals in het eerste jaarverslag - voor de volledigheid en vooral voor binnenlandwaarnemingen, het archief van de Commissie voor de Nederlandse Avifauna (CNA) geraadpleegd. In vergelijking met het eerste verslag is dit jaarverslag bovendien in vier opzichten uitgebreid (ef. de Miranda 1978). Een eerste uitbreiding is dat naar een zekere vorm van volledigheid is gestreefd bij de keuze van de te behandelen soorten. In navolging van Tuck & Heinzel (1978) worden in eerste instantie aile voor Nederland in aanmerking komende families van primaire zeevogels behandeld. Zo worden bij de sterns ook het aantal waarnemingen van Witwangstern Chlidonias hybrida, Witvleugelstern C. leueoptera en Reuzenstern Hydropogne caspia vermeld. In tweede instantie worden soorten behandeld die naar Tuck & Heinzel (1978) als secundaire zeevogels kunnen worden beschouwd. Voorbeelden zijn de duikers, de futen en de zeeeenden. Tenslotte worden ook soorten opgenomen die niet onder genoemde groep van zeevogels vallen, maar toch een binding met de kust hebben of regelmatig bij het zeetrektellen worden waargenomen. Voorbeelden zijn Rotgans Brantabernicla, Bergeend Tadorna tadorna en een aantal steltlopers.
      Een tweede uitbreiding ten opzichte van het verslag van 1976 is, dat er naar gestreefd is zo veel mogelijk gegevens over broedgevallen te vermelden. Dat geldt vooral voor de koloniebroedvogels. Die soorten waarvoor dergelijke kwantitatieve gegevens van 1977 tijdig beschikbaar waren, worden in dit verslag achter de soortnaam aangeduid met een (B). De betreffende gegevens zijn beschikbaar gesteld door het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (R I N) en door P. L. Meininger.
      De derde uitbreiding ten opzichte van het verslag van 1976 betreft het opnemen van zoveel mogelijk gegevens over vondsten. Alleen bij een aantal primaire zeevogels en de duikers zijn waar mogelijk naast het jaartotaal van de vondsten, ook gegevens over zichtbare (olie-) verontreiniging vermeld en een verdeling van de vondsten over de maanden.
      Als laatste zijn waarnemingen van een kusttelling van 8 en 9 januari gedeeltelijk opgenomen; waarbij alle zich langs de Nederlandse kust bevindende vogels zijn geteld. (Meininger 1978).
      Bij zeldzame soorten zijn de beslissingen gevolgd van de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna. De betreffende soorten worden achter de soortnaam aangeduid met (CDNA). Een aantal soorten wordt sinds 1 januari 1977 door het bestuur van de CvZ beoordeeld en al of niet aanvaard (Oreel & Osieck 1977). Dienaangaande worden alleen de aanvaarde waarnemingen genoemd.
      Bij de interpretatie van de gegevens in dit verslag moet worden bedacht dat waarnemingen die gedaan zijn op verschillende posten, ten dele op dezelfde vogels betrekking kunnen hebben. Alleen evidente dubbeltellingen op dicht bij elkaar gelegen posten zijn vermeden. Ook is het belangrijk te bedenken dat het begrip waarneming per definitie zowel op een als op verschillende individuen betrekking kan hebben. Bij de behandeling van een aantal soorten zijn uurfrequentie-verdelingen opgenomen. De klasse heeft betrekking op het aantal individuen dat per uur is waargenomen.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 53.2 1980
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster