HOUT P VAN DEN (2010) Samenvattingen themadag Terugkeer van roofvogels in ons landschap: gevolgen voor prooidieren en ecosystemen: 'Letale en niet-letale effecten van predatie'. LIMOSA 83 (1): 41-41.
In het licht van de vraag wat de gevolgen
zijn van de toegenomen roofvogelpopulaties
na de 'gifjaren' (ongeveer
van de jaren vijftig tot en met eind jaren
zeventig) geeft deze presentatie
een theoretisch overzicht van welke
gevolgen predatoren kunnen hebben
op populaties en individuen van prooidieren.
Leidraad daarbij is het onderscheid
tussen letale (dodelijke) effecten
en niet-letale effecten van predatie.
Een belangrijk inzicht is dat letale effecten
maar voor een klein deel bepalen
welke invloed predatoren hebben op
hun prooidierpopulaties. Dat komt omdat
prooidieren allerlei maatregelen
nemen om de kans op predatie te beperken.
Die maatregelen zijn steeds onderdeel
van afwegingen (trade-offs)
tussen voedsel en veiligheid. Met andere
woorden: elke maatregel – indien effectief
– levert instantane overleving op,
maar houdt wel een concessie (een kost)
in, bijvoorbeeld wat betreft het benutten
van voedselbronnen. Die kosten
worden betaald op langere termijn, in
termen van overleving en reproductie.
Een scala van antipredatiemaatregelen
komt aan bod, beginnend bij de
meest voor de hand liggende – en vaak
ook goedkoopste' – maatregel: het vermijden
van predatie, bijvoorbeeld door
het foerageren op plaatsen waar de
kans op aanvallen gering is. Predatoren
proberen dit patroon van vermijding te
doorbreken door bij verrassing aan te
vallen. Dat betekent dat vogels zich
moeten voorbereiden op mogelijke
aanvallen, onder andere door waakzaamheid
(met kosten voor energieopname),
groepsvorming (met eventuele
kosten van interferentiecompetitie),
maar ook door ontsnappingsvaardigheden.
Gewicht aangelegd voor onvoorspelbare
tijden van voedselschaarste
of voor trekvluchten trekt een wissel
op acceleratievermogen en wendbaarheid.
De mate waarin de negatieve invloed
van gewicht op het vliegvermogen
overlevingskansen beïnvloedt
verschilt per vogelsoort afhankelijk van
zijn ecologie. Dit lijkt op zijn beurt de
strategische reacties van vogels op predatiegevaar
te bepalen.
Een groot deel van de niet-letale kosten
van predatie blijft aan het blote oog
onttrokken. Een studie aan gekleurringde
Kanoeten laat echter zien dat
deze vogels, gedurende hun leven
steeds stelselmatiger op veilige plaatsen
gaan foerageren. Dit impliceert
dat – net als bij Scholeksters die hun
hele leven bezig zijn met het verwerven
het meest geschikte territorium –
Kanoeten gedurende hun hele leven
hun competitieve foerageervaardigheden
moeten verbeteren en op peil houden
teneinde de beste en veiligste foerageerplekken
te kunnen benutten. Dit
doet ook vermoeden dat een dergelijke
verborgen competitie een belangrijke
richtinggevende factor zou kunnen zijn
voor patronen van dichtheden en verspreiding
van vogels (en andere dieren),
op uiteenlopende schaalniveaus,
misschien wel tot op het niveau van geografische
gradiënten in sekse- en leeftijdsratios.
[gratis pdf] [english summary]
|