(2006) Recensie: Vaughan R. & Vaughan Jennings N. 2005. The Stone Curlew Burhinus oedicnemus. LIMOSA 79 (1): 39-40.
The Stone Curlew Burhinus oedicnemus.
R. Vaughan & N. Vaughan Jennings 2005. Isabelline
Books, Falmouth, Cornwall. ISBN 0-9542955.
Prijs: £ 35,-.
Richard Vaughan (Brits historicus, die van 1981 tot
1992 hoogleraar middeleeuwse geschiedenis in
Groningen was) en zijn dochter Nancy (biologe
van de Universiteit van Bristol) hebben vorig jaar
een veelomvattende monografie over de Griel gepubliceerd.
Deze steunt op een uitgebreide studie
van historische en recente literatuur over deze
soort uit 16 landen, en daarnaast op eigen veldwaarnemingen
in Engeland en vooral in de Franse
Cevennen in het midden van de jaren negentig, na
Vaughan's pensionering.
Deze monografie over wat tot de tweede helft
van de jaren vijftig een schaarse Nederlandse
broedvogel was, biedt 13 overzichtshoofdstukken
over systematiek, historisch voorkomen, ecologie,
broedbiologie, gedrag, voedsel, populatieontwikkeling
en bescherming van deze mensenschuwe
en heimelijke soort. Van de negen soorten Grielen
op de wereld is B. oedicnemus de meest wijdverbreide,
met deelpopulaties op drie continenten (Zuid-Europa, Noord-Afrika en Zuid-Azië). In Europa
komen nog grote populaties voor in Frankrijk,
Spanje en Zuidoost-Europa, naast kleinere in
Hongarije en Engeland. Historisch is de Terra typica
van de Griel Zuid- en Oost-Engeland, omdat de
Fransman Pierre Belon, die de soort anno 1555
voor het eerst beschreef, volgens John Ray zijn
eerste Griel in Engeland zag. Zijn Zwitserse tijdgenoot
Conrad Gessner meldde kort daarna dat hij
vernomen had dat de Griel ook in 'Germania inferiore'
(de Nederlanden) ruim verbreid zou zijn. Helaas
weten we niet wie de 16e eeuwse informant
van Gessner was.
Wat betreft de habitatvoorwaarden heeft deze
'Steenwulp' een voorkeur voor droge en stenige terreintypen,
altijd met zoet water in de nabijheid en
zonder intensieve beweiding door kudden vee. Op
enkele plaatsen (Oost-Engeland, Elzas) heeft de
Griel zich aangepast aan broeden in akkergebieden
met wisselbouw. Voor een goed deel is de soort
cultuurvolger, afhankelijk van door de mens half
ontgonnen of overbeweide cultuurgronden (zoals
vroeger de Engelse konijnenwarandes). Het broeden
in kustduinen blijkt overal in Europa een marginaal
verschijnsel te zijn geweest. De Griel is dus niet
een typische duinbroedvogel, maar deed dat bij
ons bij gebrek aan geschikte binnenlandhabitats.
De Vaughans geven een grondige systematisering
van de Europese literatuur over de soort (ca.
700 titels, waaronder 17 Nederlandse auteurs), die
wat betreft Nederland en Engeland niet volledig
kán zijn gezien het overvloedige beschikbare materiaal.
Zo maken de auteurs weinig gebruik van
het recente Engelse onderzoek van Rhys Green en
anderen, of de Franse studies van Christen et al.
Ook het beschikbare balgen- en eiermateriaal in
Europese musea is niet als bron gebruikt. De Nederlandse
gegevens stoelen voornamelijk op secundaire
literatuur, en maar ten dele op primaire
bronnen. Veel literatuurgegevens zijn in vergelijkende
tabellen samengevat. Daarnaast worden
gedetailleerd de broedbiologie en de balts beschreven
zoals die zich voordoet op gemeenschappelijke
baltsplaatsen in het voorjaar en op
rui- en voorverzamelplaatsen in september (beschreven
door de gedragsonderzoeker Selous, in
1900 en 1916). De aantallen op najaarsroestplaatsen
konden in goed bezette broedgebieden vroeger
oplopen tot ruim 200 vogels, bijvoorbeeld voor
de Eerste Wereldoorlog in Suffolk en nog rond
1990 in Midden- en Zuid-Frankrijk. Met een gemiddelde
van slechts twee eieren en 0.6 uitgevlogen
jong per paar is de Griel laag reproductief en dus
kwetsbaar. In Midden- en West-Europa is de soort
in de tweede helft van de vorige eeuw uit verscheidene
landen verdwenen als broedvogel. Naast
verlies van habitat ten gevolge van bebossing,
landontginning en irrigatie, agrarische intensivering,
verruiging na instorting van konijnenpopulaties
en kusttoerisme, wijzen auteurs ook op de
nestplaatstrouw van de Griel als oorzaak van de
achteruitgang. Kolonisatie van nieuwe gebieden
vindt nauwelijks plaats, en de overstap naar broeden
in laag-intensief bouwland is dan ook een van
de meest opmerkelijke innovaties op grielengebied.
Waarschijnlijk voldoet dat aan de afzondering
die deze mensenschuwe grondbroeder prefereert.
Door nestbescherming op landbouwgrond
en de instelling van grielenreservaten in natuurgebieden
is in Engeland de achteruitgang enigszins
tot staan gebracht.
Dit boek is stevige kost, en vereist een studieuze
lezer. Maar die krijgt daarmee wel een volledig
overzicht van de Griel in Europa in verleden en heden.
Recensie van Ruud Vlek
[gratis pdf] [english summary]
|