(2001) Recensie: Bijlsma R.. ...(et al), 2001. Algemene en schaarse vogels van Nederland. Avifauna van Nederland 2. LIMOSA 75 (1): 37-37.
Algemene en schaarse vogels van Nederland. Avifauna van Nederland 2. Bijlsma R. G., Hustings F. & Camphuysen C. J. 2001. GMB Uitgeverij, Haarlem / KNNV Uitgeverij, Utrecht. 496 p. ISBN 90-74345-21-2. Prijs c. € 41,-.
In 2001 is het tweede deel van de Avifauna van Nederland uitgekomen. In plaats van een Harry Potter-uil staat er een Velduil op de voorkaft om de titel te onderschrijven dat het boek de algemene en schaarse vogels van Nederland beslaat. Na deel 1 was het lang wachten op deel 2, maar de reden daarvoor is duidelijk. Het is een prachtig boek geworden met een geweldige hoeveelheid informatie over het voorkomen van zowel broedvogels als niet-broedvogels in Nederland. Het boek is een compleet overzicht door de opname van een samenvatting van de zeldzame soorten.
De Avifauna deel 2 is een meer dan waardige opvolger van de Atlas van de Nederlandse Vogels, die de situatie van alweer meer dan 15 jaar geleden beschrijft. Dit komt omdat de Avifauna deel 2 een standaard naslagwerk blijkt te zijn waarin elke losse veldwaarneming, met name voor niet-broedvogels, direct in een perspectief is te plaatsen, en daarmee voldoet aan een behoefte die al heel lang leeft bij menig vogelaar. Dit mag wellicht dan ook als hoofddoel van een avifauna worden aangemerkt, maar in hun ijver om alle beschikbare informatie op te diepen en daaruit voor elke soort een gewogen overzicht te maken, lijken de auteurs te zijn vergeten de doelen van deze Avifauna nader te specificeren. De voorwoordschrijver kreeg daarmee zonder dat hij het wist een belangrijkere taak dan voorzien; hij formuleert de doelen en plaatst het werk in een breder kader.
AI bladerend wordt duidelijk wat het grootste probleem moet zijn geweest bij het maken van deze Avifauna, namelijk een keus maken uit de grote hoeveelheid informatie die voorhanden is in Nederland (28 pagina's referenties). Met name de opname van doorgaans voor de doorsnee vogelaar minder toegankelijke bronnen, variërend van de vele lokale vogel bladen tot lastig verkrijgbare onderzoeksrapporten, maakt het boek bijzonder waardevol. Met bijna 500 pagina's, een klein lettertype en half afgesneden foto's lijkt het boek op de opgenomen beschrijving van Nederland in de 20e eeuw: volgestouwd en toch lees(!f)baar. De dreiging van saaie opsommingen over voorkomen in ruimte en tijd is afgewend; het boek munt uit in verzorgde en onderhoudende teksten met een heldere opbouw. Hoewel slechts her en der een ecologisch verband wordt gelegd en de hoe en waarom vragen niet mogen worden gesteld, word je als geïnteresseerde lezer vanzelf uitgenodigd meer te weten te willen komen over achterliggende oorzaken van beschreven ontwikkelingen. Samen met zorgvuldig uitgekozen foto's met 'uit het dagelijks leven' gegrepen scenes, krijg je gelijk zin om het veld weer in te gaan en (nog meer) nieuwe informatie te verzamelen.
Ais er al een kritiekpunt op dit gedegen geschreven standaardwerk moet worden gemaakt, naast de onduidelijke kleuren in sommige verspreidingskaartjes (roofvogels), betreft het de onevenwichtigheid in de besprekingen (wat heeft Nederland toch met Kraanvogels?) en met name in de populatieschattingen. In de regel biedt een avifauna op basis van nieuw onderzoek een geactualiseerd overzicht, hetgeen hier niet het geval is. Hier wreekt zich vermoedelijk het gebrek aan een duidelijke formulering van de doelen van deze Avifauna. In de korte inleiding wordt aangegeven dat alleen volgens gepubliceerde bronnen zou worden gewerkt, maar bij sommige soorten is hier duidelijk van afgeweken omdat 'toevallig' kennis voorhanden was. Dit punt uit zich het sterkst bij niet-broedvogels. Vooral bij deze soorten zou het met alle huidige kennis toch mogelijk moeten zijn om, evenals voor de broedvogels, in de statusregel een schatting te geven van het aantal in Nederland? De auteurs verontschuldigen zich overigens door te verwijzen naar de onevenwichtigheid die bestaat in de hoeveelheid kennis van verschillende soorten. Hier had op geanticipeerd kunnen worden door een evenwichtiger inschakeling van expertise (soortspecialisten), want bij een groot aantal soorten is nu teruggegrepen op oude schattingen uit de jaren tachtig (!), terwijl bij andere soorten wei recente gegevens zijn opgenomen, soms gebaseerd op een te snelle en daardoor incomplete inventarisatie van bronnen (Grauwe Gans). De broedvogelatlas zal op korte termijn wederom met nieuwe schattingen komen waarmee de actualiteitswaarde van de Avifauna wat dit punt betreft sterk zal dalen. Een gemis aan actualiteit geldt ook voor de niet up-to-date land-en zeetrektellingen, maar de vraag is of wij hierover moeten zeuren. Het is feitelijk heel bijzonder dat de gegevens van deze tellingen, samen met de ornithologisch kennis over wat zich op de Noordzee afspeelt nu v~~r een ieder beschikbaar is.
Overigens zijn de auteurs zeer inventief te werk gegaan met verschillen in de beschikbare kennis per soort. Wanneer landelijke monitoringsprogramrna's (BMP, PTI etc.) of overzichtspublicaties tekortschoten, is teruggevallen op regionale gegevens. Hierdoor zijn ook van zeer schaarse of moeilijk waarneembare soorten zoals Houtsnip en Bosruiter, toch fraaie doortrekverloopjes van hoge kwaliteit in het boek terug Ie vinden. Een ander sterk voorbeeld is de bijzondere dataset van de verschillende soorten gele kwikstaarten zoals verzameld op toptrektelpost Breskens, die v~~r geheel Nederland als een referentiepunt mag dienen. Daar waar van meer regio's goede gegevens voorhanden zijn, is niet geschroomd deze gecombineerd weer te geven. Op deze manier wordt, bijvoorbeeld bij Witgatje en Oeverloper, een zo goed mogelijk landelijk dekkend beeld gecreëerd. Ook blijkt in deze Avifauna weer dat het verzamelen van losse meldingen op grote schaal, zoals in het kader van Sovon's Bijzondere Soortenproject niet-broedvogels (BSP), zeer waardevolle gegevens kan opleveren; zie de prachtige grafiekjes over het voorkomen.
Nu er een tweedeeige Avifauna van Nederland v~~r ons ligt, vragen we ons af of dat niet anders had gekund, evenals de gebruikte soortvolgorde en -naamgeving (met name de Engelse). Zoals eerder diverse vogeldeterminatiegidsen plotseling met veranderende naamgeving op de proppen kwamen, is het nu weer raak. In deel 2 wordt vermeld dat dezelfde naamgeving en soortvolgorde is aangehouden als in deel 1, dat wei, maar hier wordt (uit protest?) aan toegevoegd dat niet aile namen internationaal zijn geaccepteerd. Blijkbaar is er een standaard die niet gebruikt is in de Avifauna van Nederland. Naast de Engelse samenvattingen een 'leuk' visitekaartje uit Nederland.
Recensie van Martin Poot en Jan van der Winden
[gratis pdf] [english summary]
|