(2005) Recensie: Bezzel E., ...(et al). 2005. Brutvögel in Bayern, Verbreitung 1996 bis 1999. LIMOSA 78 (4): 164-164.
Brutvögel in Bayern, Verbreitung 1996 bis 1999.
Bezzel E., I. Geiersberger, G. von Lossow & R. Pfeifer.
2005. Ulmer, Stuttgart. ISBN 3-8001-4762-9.
560 p. Prijs €55,-.
Op de afgelopen Landelijke Dag viel mijn oog tijdens
een snelle ronde langs de boekenstands op een
kloek boekwerk in frisse kleuren. Na een eerste snelle
blik wist ik genoeg: aanschaffen die hap! Dat bleek
geen dom besluit want de nieuwe broedvogelatlas
van Beieren (300 kleurenfoto's, 374 verspreidingskaartjes,
300 grafieken en tabellen) staat garant voor
vele uren aangenaam lees- en bladerplezier. Logisch
ook want Duitslands grootste deelstaat (1.7 x Nederland)
herbergt tal van vogelsoorten die een Nederlandse
vogelaar doen watertanden. Natuurlijk trekken
de alpine soorten het eerst de aandacht met Steenarend
(45-50 paren), Slechtvalk (120-150), Rotskruiper
(100-200), Alpenkauw (2000-4000) en Sneeuwvink
(200-400). Op Europese schaal zal Beieren, dat voor
35% uit bos bestaat, vooral hoge ogen gooien bij
soorten van de hellingbossen. Auerhoen (800-1200
p), Hazelhoen (1000-1500) en Witrugspecht (250-
400) houden nog stand; de Dwerguil (600-2000) gaat
het behoorlijk voor de wind. De Oeraluil werd in de 19e
eeuw uitgeroeid maar is met vijf paren in het grensgebied
met Tsjechië weer op de weg terug. Dit is een
gevolg van een herintroductieproject waarbij liefst
190 vogels zijn uitgezet.
Het veldwerk is door 700 waarnemers uitgevoerd
in de periode 1996-98, met aanvullingen in 1999. De
waarnemers kregen kwadranten toegewezen met
een gemiddelde grootte van 3400 ha, ofwel 1.4 atlasblok.
Van 40 kolonievogels en zeldzame soorten is
gepoogd een nauwkeurige aantalopgave te krijgen.
Op basis van dichtheden in proefvlakken is getracht
voor de overige soorten tot een totale populatieschatting
te komen. De resultaten zijn per landschapstype
vergeleken met de verspreiding tijdens
de vorige broedvogelatlas (1979-83). Een forse uitbreiding
van het broedareaal (aantal kwadranten) is
onder meer vastgesteld bij Buidelmees (162%), Raaf
(99%) en IJsvogel (71%). Areaalkrimp is onder meer
vastgesteld bij Steenuil (75%), Hop (72%), Kuifleeuwerik
(65%) en - opvallend - Kievit (25%). De ontwikkelingen
in verspreiding zijn ook over een langere
periode geanalyseerd. In de 20e eeuw zijn o.a.
Schreeuwarend, Scharrelaar, Roodkopklauwier en
Kleine klapekster verdwenen. Onder de nieuwkomers
zijn Grauwe Gans, Grutto (!), Geelpootmeeuw
en Buidelmees.
Na de soortteksten, die twee derde van het boek
uitmaken, volgen analyses over de ontwikkelingen
per landschapstype en de aard en omvang van bedreigingen
voor Beierse rode lijst-soorten. Daarbij
moeten we het wel zonder geavanceerde dichtheidsen
trendanalyses stellen; vermoedelijk noodgedwongen
omdat het gezien het beperkte aantal waarnemers
niet eenvoudig is om de hiervoor vereiste basisgegevens
te verzamelen. Vervelend is wel dat men
(ook) in Beieren een geheel eigen opvatting heeft
over de volgorde van de soortsystematiek. Vooral bij
de zangvogels, die beginnen met kraaiachtigen, zoek
je je het apenlazerus naar je favoriete soort. Ach, een
kniesoor die daar op let; de vogelaar zal na lezing in
ieder geval tot de conclusie komen dat Beieren een
bezoek meer dan waard is.
Recensie van Rob L. Vogel
[gratis pdf] [english summary]
|