Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

(2008) Recensie: Buijsman E. 2007. Een eersteklas landschap De teloorgang van natuurmonument De Beer. LIMOSA 81 (3): 125-126.

Een eersteklas landschap De teloorgang van natuurmonument De Beer. E. Buijsman 2007. Uitgeverij Matrijs, Utrecht / Natuurhistorisch Museum, Rotterdam. ISBN 978-90-5345-328-5. 240 pp. Prijs € 29,95

Als je De Beer nog hebt gekend, hoor je er echt bij in natuurminnend Nederland. Het aantal mensen dat De Beer nog op het netvlies kan toveren neemt echter zienderogen af. Uit eigen waarneming spreken zij zonder uitzondering in natuurromantische bewoordingen over dit gebied. Meer dan vier decennia geleden verdween De Beer onder de Rotterdamse expansie. Het noodlot van De Beer was volgens Buijsman dat het op het verkeerde moment op de verkeerde plaats lag; daardoor heeft zelfs zijn uitzonderlijke natuurwaarde het niet van de ondergang kunnen redden. 'Een eersteklas landschap' verhaalt over het ontstaan en het verdwijnen van het natuurmonument De Beer, symptomatisch voor de wijze waarop Nederland halverwege de vorige eeuw omging met zijn natuur en de natuurlijke omgeving.
      Door het uitgraven van de Nieuwe Waterweg ontstond in 1872 een dynamisch duinlandschap dat vrij snel uitgroeide tot een internationaal vermaard natuurgebied met grote broedkolonies van Grote Stern, Dwergstern, Visdief, Kokmeeuw, Stormmeeuw en Kluut. Hoe De Beer erbij lag bespreekt Thijsse in het Verkade-album 'Onze groote rivieren'. Het is ook goed te zien in de filmover De Beer van Simon de Waard die recent opnieuw is uitgebracht op de DVD 'Historische filmbeelden van Nederlandse vogelparadijzen', opgenomen in 'Een eeuw vogels beschermen' van Frank Saris e.a. (2007). Landschapsecologisch kan gesteldworden dat het ontstaan van De Beer slechts een gelukkig toeval was. Waarom juist op deze plek en niet ergens anders in de delta? Dat soort vragen worden door Buijsman niet behandeld. Het gaat hier vooral om het gebied zelf en de bestuurlijke situatie er omheen. Dat Buijsman het gebied zelf niet gekend heeft blijkt een voordeel: daardoor mist hij de emotionele geladenheid die hen die hetwel van nabij hebben gezien parten speelt. Dat lijkt me althans een belangrijke reden waaromdit verhaal nog niet eerder goed verteld was.
      Midden jaren dertig kreeg De Beer officieel de status van natuurmonument mét een eigen beheersorgaan: de Stichting Natuurmonument De Beer. De Tweede Wereldoorlog trok al snel diepe sporen. De Duitsers legden op De Beer kolossale verdedigingswerken aan als onderdeel van de Atlantikwall. 300 ha, zo'n 20% van het oppervlak, werd bovendien ingepolderd ten behoeve van de voedselvoorziening (de Panpolder). Het unieke getijdenrietgors ging daarbij verloren.
      Ook de haven van Rotterdam heeft in de oorlog veel te lijden gehad. Het herstel werd na de oorlog voortvarend aangepakt. Vanaf 1950 was de Rotterdamse haven in één klap een zeermodern ingerichte haven. De groei van de bedrijvigheid leidde al in de jaren vijftig tot een westwaartse uitbreiding, en in 1957 kwam het plan Europoort op tafel, waarin de havenbaronnen hun begerige blikken lieten vallen richting zee. Om hun ambitie te vervullen wereldhaven nummer één te worden werden twee dorpen, Nieuwesluis en Blankenburg, en een natuurgebied, De Beer, ingeslikt. In het jaarverslag van de haven was dit slechts een voetnoot, voor de Nederlandse natuurbescherming een trauma. Van plan tot uitvoering ging het overigens verbazend snel, zeker door de ogen van vandaag: het gehele proces was in 1965 voltooid! De nietsontziende wijze waarop is ook ontluisterend: midden in het broedseizoen, de eieren van Grote sterns spatten in het rond, de begroeiing werd afgebrand door grote stapels oude autobanden in brand te steken. Hiermee was, aldus de Rotterdamse Havendienst, 'de basis voor het grootste olie-industriecomplex ter wereld' gelegd.
      Het boek gaat niet zozeer over de biologische kant van de Beer. Het is vooral het verhaal over (on)welwillende ambtenaren en naïeve natuurbeschermers die dit natuurmonument een beetje 'er bij deden' aldus Buijsman. Sommige bestuurders waren tijdens de oorlog zelfs niet geheel zuiver op de graat en moesten dus, op het moment dat de besluiten elders vielen en je als bestuur dus juist in je kracht moet zitten, het veld ruimen. Het laat de spanning zien tussen slechte bestuurders, die slechts bezig zijn met hun eigen, kleine lokale belangetjes en de mainstream in de toenmalige, iets meer volwassen wordende natuurbescherming. Die echter onvoldoende alert reageerde op de onmiskenbare fatale dreiging. Directeur van het Rotterdams Natuurhistorisch Museum Jelle Reumer ziet het als een tijdsdocument van een land in wederopbouw, waarbij de natuur van ondergeschikt belang was: "anno 2007 zou het aanleggen van de Europoort en de Maasvlakte op de plek van De Beer vrijwel onmogelijk zijn". Voor mij is dat echter de grote vraag na het lezen van dit boek: zou het echt op dit moment onmogelijk zijn, met al onze mooie Vogelen Habitatrichtlijnen en andere wetten? We zijn nog maar net bekomen van het op het laatste nippertje niet doorgaan van de ondertunneling van het Naardermeer, dankzij een stel alerte VVD'ers (en minder dankzij de effectieve kracht van de natuurbescherming). Hoe uniek moet een stukje natuur in Nederland eigenlijk zijn om echt onaantastbaar te zijn? Gaat het economische 'landsbelang' niet altijd toch uiteindelijk voor?
      De Beer ontstond een beetje toevallig, juist ten zuiden van de nieuwe Waterweg. In dit milieu is het in feite niet zo moeilijk om nieuwe natuur te ontwikkelen. Waarom geen nieuwe De Beer, als compensatie voor Maasvlakte 1 en 2? Heb ik die plannen al langs zien komen, geachte natuurbeschermers? Het boek van Buijsman laat haarfijn zien hoe menselijke beperkingen en machtsspelletjes dat wat van waarde is weerloos maken.

Recensie van Frank Saris

[gratis pdf] [english summary]



limosa 81.3 2008
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster