(2010) Recensie: Delany S, ...(et al). 2009 An Atlas of Wader Populations in Africa and Western Eurasia. LIMOSA 83 (1): 45-45.
An Atlas of Wader Populations
in Africa and Western
Eurasia
S. Delany, D. Scott, T. Dodman en D.
Stroud (red.) 2009. Wetlands Inter national,
Wageningen. ISBN 78-90-5882-047-1.
Harde kaft, 524 blz. Prijs € 55,-.
Vanwege hun indrukwekkend lange trekvluchten,
bijzondere broedsystemen en
het voorkomen in soms spectaculair grote
groepen behoren steltlopers tot de meest
fascinerende van alle vogelgroepen. Iedereen
die ooit in de Waddenzee of Zeeuwse
delta een grote groep steltopers heeft geteld
zal zich wel eens hebben afgevraagd
hoeveel procent van de populatie die indrukwekkende
groep Bonte Strandlopers
of Rosse Grutto's nu vormde. Of wanneer
de beste tijd is om Temminck's Strandlopers
te zien, waar ze overwinteren, waar in
Europa er nog mooie broedpopulaties
Kemphanen en Watersnippen zijn en hoe
het die populaties vergaat. De antwoorden
op deze en nog veel meer vragen kunnen
nu worden opgezocht in dit nieuwe standaardwerk
dat de biogeografie, verspreiding,
trekwegen, aantallen en beschermingsstatus
van steltlopers in Europa,
West Azië en Afrika tot in detail beschrijft.
De 90 behandelde soorten variëren van
Bonte Strand loper en Kluut tot Dunbekwulp
en Madagaskar vorkstaart plevier. De
Gestreepte Strand loper ontbreekt helaas,
vanwege het volgens de samenstellers
marginale voorkomen in het in de atlas behandelde
gebied.
De atlas geeft een zo volledig mogelijk
kennisoverzicht van steltloperpopulaties
en de wetlands waar ze van afhankelijk
zijn. Die kennis is hard nodig want meer
dan de helft van de in dit boek behandelde
steltloperpopulaties gaat in aantal achteruit.
De atlas is duidelijk vanuit een beschermingsachtergrond
geschreven en
daarom komt de zogenoemde '1%-norm'
regelmatig terug in de atlas. Een wetland
wordt volgens de Conventie van Ramsar
van internationaal belang beschouwd
wanneer minstens 1% van een watervogelpopulatie
er in een bepaalde tijd van
het jaar voorkomt, en landen die de conventie
hebben ondertekend hebben zich
daarmee verplicht die bewuste gebieden
te beschermen. Een appendix in het boek
somt per land alle belangrijke gebieden
op die voor bepaalde steltlopersoorten
aan deze 1%-norm voldoen. Die tabel
geeft echter meteen de beperkingen van
de norm aan. Zo komt de provincie Gelderland
er in voor omdat er in het najaar meer
dan 1% van de Europese populatie Kieviten
voorkomt. Het is echter moeilijk voorstelbaar
dat heel Gelderland een beschermde
status heeft of krijgt vanwege
het eenmalig voorkomen van veel Kieviten.
De problemen en onduidelijkheden
met betrekking tot de 1%-norm worden
duidelijk besproken in het beknopte
hoofdstuk over de gebruikte methoden.
De samenstellers erkennen dat het onmogelijk
is om precies aan te geven hoe groot
een gebied mag zijn waarin 1% van een
populatie voorkomt, maar stellen dat zo'n
gebied in ieder geval een ecologische eenheid
moet vormen. Dat lijkt mij voor de
provincie Gelderland echter niet het geval.
Het verbaasde mij daarnaast dat voor een
gebied dat wel een ecologische eenheid
genoemd kan worden, de Waddenzee, de
1%-criteria per land vermeld worden en
voor Duitsland zelfs apart voor de deelstaten
Sleeswijk-Holstein en Nedersaksen.
Mogelijk heeft dit te maken met de verantwoordelijkheden
voor bescherming die bij
landen of deelstaten liggen. Voor de lezer
die wil weten hoeveel steltlopers er in bepaalde
gebieden voorkomen is zo'n onderverdeling
echter onhandig.
De atlas geeft per soort de verspreiding
met details over broedgebieden, overwinteringsgebieden,
belangrijke pleisterplaatsen
(key sites) met aantallen en globale
trekwegen overzichtelijk weer op
paginagrote kaarten. Verspreiding en geografische
variatie worden ook helder in
de tekst behandeld. De voornaamste trek -
routes worden beschreven aan de hand
van al gepubliceerde analyses of ringterugmeldingen.
Helaas is hierbij geen gebruik
gemaakt van de ongetwijfeld vele
nog ongepubliceerde ringmeldingen die
beschikbaar zijn bij nationale ringcentrales
en Euring. De paragrafen over habitat en
de ecologie beschrijven onder andere de
broedbiologie en interessante informatie
over trekstrategieën. Bij het raadplegen
van de Wader Atlas is het wel wat lastig dat
een alfabetisch register ontbreekt. De pagina
nummers voor soortbeschrijvingen
moeten in een op taxonomie geordende
inhoudslijst worden opgezocht.
De indeling in ondersoorten is volgens
de samenstellers gebaseerd op verscheidene
literatuurbronnen, maar de tekst
wekt de indruk dat er zwaar geleund
wordt op Geographical variation in waders
van Engelmoer en Roselaar (Kluwer Academic
Publishers, 1998), die populaties indelen
op grond van biometrie en verenkleed,
en soms ook op grond van elders
gepubliceerde genetische informatie. Voor
de Bontbekplevier bijvoorbeeld wordt
kort gerept over de taxonomische onenigheid
over de ondersoortstatus van Charadrius
hiaticula psammodroma. Het is jammer
dat de argumentatie van degenen die
psammodroma niet als aparte ondersoort
beschouwen niet is vermeld en hierover
ook geen literatuurverwijzingen zijn opgenomen.
In navolging van Engelmoer &
Roselaar worden vervolgens de drie ondersoorten
hiaticula, psammodroma en
tundrae behandeld. Voor de Rosse Grutto
wordt iets uitgebreider beschreven welke
onderzoekers welke ondersoorten erkennen,
waarna de indeling van Engelmoer &
Roselaar wordt gehanteerd. Van de vijf door hen erkende ondersoorten komen er
twee (Limosa l. lapponica en L. l. taimyrensis)
in het door dit boek behandelde gebied
voor. Het verbaasde mij in eerste instantie
dat taimyrensis vervolgens wordt
onderverdeeld in een deel dat in West- en
Zuidwest-Afrika overwintert en een deel
dat dat in Oost-Afrika, Zuidwest- en Zuid-
Azië doet. De enige uitleg die hierover in
de soorttekst wordt gegeven is dat Waterbird
Popu lation Estimates (Wetlands
International, 2006) deze populaties ook
apart beschrijft. Vreemd genoeg wordt in
die publicatie echter uitgelegd dat biogeografische
populaties alleen worden onder
scheiden op grond van de biologie van
de soort en dat de flyway-benadering alleen
gebruikt wordt als precieze informatie
ontbreekt.
In het begin van de atlas vond ik de algemene
uitleg op grond van welke kennis
over trekroutes indelingen in 'biogeografische
populaties' zijn gemaakt. Vanuit beschermingsoogpunt
zijn er goede redenen
om de aantal ontwikkelingen per
flyway te volgen. Binnen een flyway bevinden
zich de gebieden die bepaalde steltloperpopulaties
op enig moment in het jaar
gebruiken, en dat zijn vrijwel altijd schakels
die cruciaal zijn voor het werelwijde
voorkomen van lange-afstandstrekkende
steltlopers. Maar verwarrend zijn deze indelingen
soms wel. Zoals het voorbeeld
van L. l. taimyrensis al aangaf kan een ondersoort
gebruik maken van meerdere flyways.
Andersom komt het ook voor dat
meerdere ondersoorten dezelfde flyway
gebruiken, zoals de drie ondersoorten van
Bontbekplevier in de Oost-Atlantische flyway.
Doordat de verschillende biogeografische
populaties in het veld meestal niet
te onderscheiden zijn levert dat problemen
op met de 1%-norm. Ik vroeg me bijvoorbeeld
af waarom de ook in Nederland
voorkomende Steenlopers in twee flyway populaties
zijn ingedeeld op basis van
hun broedgebied (Fenno scandinavië en
Groen land vs. Noordoost Canada), terwijl
de vogels uit de twee broedgebieden niet
te onderscheiden zijn in de overwinteringsgebieden
en er volgens de huidige
kennis vrijwel volledig mengen.
Zo viel me al bladerend door deze atlas
boordevol informatie ook op hoe weinig
we eigenlijk nog maar weten over steltloperpopulaties,
ook van de algemene soorten.
Bij veel aantal trends staat "onbekend"
of "waarschijnlijk afnemend" vermeld. Is dit
gebrek aan kennis erg♂ Voor een adequate
bescherming is het zeker wenselijk om
over betere en betrouwbaardere gegevens
te beschikken. De gebruiker van deze atlas
die specifieke informatie wil opzoeken
vindt er echter het complete overzicht van
wat er bekend is. Het is een prachtige stimulans
om vooral door te blijven gaan met
(internationale) tellingen en specifiek
(ring)onderzoek naar trekwegen, verspreiding
en trends van steltlopers. Er valt nog
een hoop te ontdekken.
Dit boek mag op geen enkele boekenplank
van steltloperliefhebbers ontbreken.
Deze atlas is een mijlpaal: een vollediger
overzicht van verspreiding en trekwegen
van steltlopers in westelijk Eurazië en Afrika
bestaat niet. Het wachten is op een vergelijkbaar
standaardwerk dat ook de rest
van de wereld beslaat.
Recensie van Jeroen Reneerkens
[gratis pdf] [english summary]
|