TURNHOUT C VAN, HALLMANN C, BOER P DE, DIJKSEN L, KLAASSEN O, FOPPEN R & JEUGD H VAN DER (2013) Lange termijn populatiedynamiek van de Blauwe Kiekendief op de Wadden: inzichten uit een geïntegreerd populatiemodel. LIMOSA 86 (1): 31-41.
De Blauwe Kiekendief Circus cyaneus is
in Nederland als broedvogel bekend
vanaf de tweede helft van de 19e eeuw
(Schlegel 1852). Op de Waddeneilanden
wordt pas sinds 1940 gebroed. De
eerste vestiging vond plaats op Ameland
en in 1946 werd Terschelling bezet
(Brouwer & van Oordt 1940, Tanis
1963). Vanuit deze twee eilanden zijn
vermoedelijk de andere Nederlandse
(en Duitse) Waddeneilanden gekoloniseerd:
Schiermonnikoog in 1954,
Vlieland in 1970, Texel in 1978 en Rottum
in 1991 (Bijlsma et al. 2001). Vanaf
de jaren zeventig namen de aantallen
in het Waddengebied sterk toe, om in
de eerste helft van de jaren negentig
een maximum te bereiken van ruim
100 broedparen. Daarna ging het echter
snel weer bergafwaarts met de populatie,
via ongeveer 70 paren rond de
eeuwwisseling naar 46 in 2006. In 2012
resteerden nog maar 11 paren op de eilanden,
en bleef Ameland alweer voor
het vierde jaar op rij van broedende
Blauwe Kiekendieven verstoken. De
populatie op de Duitse Waddeneilanden
vergaat het nauwelijks beter: de
aantallen zijn sinds het maximum in
1997 bijna gehalveerd, van 55 naar ruim
30 broedparen in 2009 (Schroder et al.
2010). Als oorzaken van de afname zijn
in de loop der jaren zowel afnemend
broedsucces (van der Wal et al. 1999,
Bijlsma et al. 2001, Bijlsma 2009) als lagere
overleving (Lof 2000, Klaassen et
al. 2006) genoemd, maar de achterliggende
gegevensreeksen waren fragmentarisch
of zijn inmiddels gedateerd.
De Blauwe Kiekendief staat op de
Nederlandse Rode Lijst (van Beusekom
et al. 2005). De leefgebieden in de duinen
van Texel, Terschelling, Ameland
en Schiermonnikoog zijn beschermd
krachtens de Natuurbeschermingswet,
want ze zijn mede op grond van de aantallen
broedende Blauwe Kiekendieven
aangewezen als Natura 2000-gebied
(Sovon & CBs 2005). Vogelbescherming
Nederland heeft de Blauwe Kiekendief
opgenomen in achtereenvolgens
de soortbeschermingsplannen voor
moerasvogels (t/m 2004) en duin- en
kustvogels. Tegen deze achtergrond
is in 2004 gestart met een uitgebreid
onderzoek om de oorzaken van de
achteruitgang op de Waddeneilanden
te achterhalen en om beschermingsmaatregelen
te kunnen formuleren
(Klaassen et al. 2006, de Boer & Klaassen
2007). De belangrijkste pijlers van
het onderzoek zijn voedselecologie
(voedselkeuze, prooiaanbod, foerageerhabitat)
en demografie (broedsucces,
overleving, dispersie). In dit artikel
worden de beschikbare demografische
gegevens op een rij gezet en geanalyseerd
met behulp van een populatiemodel,
om zo inzicht te krijgen in welke
demografische parameters het verloop
van de aantallen hebben bepaald. Hierbij
gebruiken we ook de beschikbare
aantals-, reproductie- en ringgegevens
uit de periode voor 2004. Daartoe zijn
diverse historische gegevens opgespoord
en in een database ingevoerd.
Traditioneel bestaan diagnoses van
de demografische mechanismen van
populatieveranderingen uit afzonderlijke
analyses van populatieomvang,
reproductie en overleving. Met de
geschatte waarden voor de demografische
parameters wordt dan in een
tweede stap een matrix-populatiemodel
opgesteld. De door dit model
voorspelde populatietrend wordt vervolgens
vergeleken met de waargenomen
trend. Op basis hiervan wordt
beoordeeld of alle relevante demografische
parameters in het model zijn
opgenomen en welke het beste correleren
met de waargenomen populatieveranderingen:
wordt een populatieafname
veroorzaakt door afnemend
reproductiesucces, als gevolg van problemen
in het broedgebied, of zit de
crux juist in een toegenomen sterfte in
het wintergebied? Recent is een nieuw
type modellen beschikbaar gekomen,
waarmee alle beschikbare gegevens
tegelijkertijd worden geanalyseerd: de
zogenaamde geintegreerde populatiemodellen
(ipm's; Schaub & Abadi 2011).
Hierbij worden nadrukkelijk ook de tellingen
zelf meegenomen, omdat ook
veranderingen in de populatieomvang
informatie bevatten over de onderliggende
demografische processen.
Door ook die informatie te gebruiken
kunnen de demografische parameters
nauwkeuriger worden geschat. Hierdoor
kunnen veranderingen en verbanden
met omgevingsvariabelen zoals
habitat of weersomstandigheden soms
eerder worden opgespoord. Andere
voordelen van ipm's ten opzichte van de
traditionele aanpak zijn dat de onzekerheden
rondom (metingen aan) populatieparameters
op een nettere manier
worden verdisconteerd in de resultaten
en dat goed kan worden omgegaan
met ontbrekende waarden in de dataset.
Vaak kunnen zelfs populatieparameters
waarvan in het veld niet gericht
gegevens zijn verzameld toch worden
geschat. Zo kunnen naast reproductie
en overleving in principe ook emigratie
en immigratie worden gekwantificeerd,
processen die tot dusverre in de meeste
studies buiten beschouwing bleven,
onder de aanname dat de populatie
'gesloten' is en er geen uitwisseling met
andere populaties plaatsvindt (Besbeas
et al. 2002, Schaub & Amadi 2011).
In dit artikel worden de resultaten
gepresenteerd van een eerste versie
van een ipm voor de Blauwe Kiekendief
op de Nederlandse Waddeneilanden.
Het heeft betrekking op de periode
1970-2012. De resultaten hebben een
enigszins voorlopig karakter, omdat het
model in de nabije toekomst verder zal
worden gespecificeerd en uitgebreid.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|