KLAASSEN O (2012) De toename van overwinterende Grote Zilverreigers in Nederland aan de hand van dagtellingen en slaapplaatstellingen. LIMOSA 85 (2): 82-90.
De Grote Zilverreiger Casmerodius albus
was in Nederland lange tijd een
uitgesproken dwaalgast. Uit de periode
1900-1970 is slechts een handvol waarnemingen
bekend, alle na 1944. Er zijn
wel oudere meldingen (van voor 1855),
maar deze zijn lastig te interpreteren,
met name door het gebruik van de termen
"witte reygher" of "witvogel", waarmee
ook de Kleine Zilverreiger werd
aangeduid. In de twintigste eeuw is de
soort, na een eerste broedgeval in 1978,
jaarlijkse broedvogel geworden vanaf
1990 en in toenemend aantal vanaf
2000. De ontwikkeling tussen 1970 en
1995, zowel van de broedvogels als de
overwinteraars, is beschreven door
Van der Kooij & Voslamber (1997). Met
hun voorzichtige voorspelling "dat een
verdere uitbreiding van het aantal Grote
Zilverreigers in Nederland niet uitgesloten
mag worden geacht", konden zij niet
bevroeden dat die toename binnen vijf
jaar daarna gigantische proporties zou
aannemen.
Nog geen tien jaar geleden was
een groepje van pakweg vijf Grote Zilverreigers
voor menig vogelaar een
goede reden om er op uit te trekken.
Tegenwoordig behoren her en der
rondstappende grote witte reigers tot
de gebruikelijke invulling van ons winterlandschap.
Vooral de laatste jaren is
de toename in zo'n snel tempo verlopen
dat er bijna niet tegenop te tellen
was. Landelijke slaapplaatstellingen
bleken een welkome aanvulling op de
bestaande Sovon-meetnetten om te
achterhalen hoeveel er werkelijk in ons
land overwinterden. Dat bleken er meer
dan verwacht. Waar komen die vogels
vandaan? Zijn het allemaal 'eigen'
broedvogels uit de Oostvaardersplassen
Fl, zoals vaak wordt aangenomen?
Een analyse van aantallen en verspreiding
laat zien dat inmiddels vaste pleisterplaatsen
zijn ontstaan met een per
regio verschillend seizoensgebruik.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|