NOORDHUIS R (2000) De watervogels van het Veluwemeer: duurzaam ecologisch herstel?. LIMOSA 73 (4): 151-152.
Door de combinatie van ontginning van de polder
Oostelijk Flevoland en verslechtering van de waterkwaliteit
(eutrofiering) verdwenen rond 1970 de rijke
voedselbronnen die in het topjaar 1965 nog
130000 watervogels naar het Veluwemeer hadden
gelokt. Het seizoensmaximum stortte in tot 3000.
Door maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit
- vooral de inzet van een defosfateringsinstallatie
bij de waterzuivering van Harderwijk en
het 'doorspoelen' van het meer met schoon polderwater,
beide sinds 1979 - begon midden jaren
tachtig herstel op te treden.
De watervogels reageerden het meest spectaculair
op de terugkeer van de kranswieren rond
1990. Het kranswier breidde zich in de jaren daarna
vanaf het meest ondiepe deer als een olievlek
over het meer uit. Tegenwoordig is ongeveer tweederde
van het meer met kranswier begroeid. Herbivore
watervogels maken massaal van deze
voedselbron gebruik en soorten als Knobbelzwaan,
Kleine Zwaan, Pijlstaart, Tafeleend en
Meerkoet namen lineair toe met de hoeveelheid
beschikbaar kranswier. Rond 1994 kwamen ook
de Driehoeksmosselen terug, waarna ook Kuifeend
en Brilduiker toenamen. Vogels uit de
categorie die in het meer zelf foerageert, zijn tegenwoordig
zelfs talrijker dan in de jaren zestig en
bereiken tegenwoordig maxima van rond 60 000.
De toenemende druk op de natuur in het gebied
(groei Harderwijk, steeds grotere recreatiedruk,
zandwinning) vraagt echter om een vinger aan de
pols. Vogeltellingen zijn cruciaal: zes watervogelsoorten
voldoen in het Veluwemeer inmiddels aan
de Ramsar-norm, met de Kleine Zwaan en de
Tafeleend als koplopers. De overschrijdingen van
deze soorten en die van Pijlstaart en Meerkoet hebben gezorgd voor aanwijzing van het gebied in
het kader van de Europese Vogelrichtlijn, waaraan
de inrichtingsplannen van de beheerder nu moeten
worden getoets1. Hiertoe is het noodzakelijk effecten
van dergelijke ingrepen (verdiepingen, aanleg
eilanden, verlegging vaargeul e.d.) te kunnen
voorspellen. Door de watervogeltellingen te combineren
met monitoringsgegevens van waterplanten
en mosselen kunnen relaties worden bepaald
tussen aantallen vogels en voedselbeschikbaarheid,
waarmee dit soort voorspellingen mogelijk
word1.
[gratis pdf] [english summary]
|