CAMPHUYSEN CJ (2000) Een Schotse armada: de Nederlandse Noordzee als kraamkamer voor Zeekoeten. LIMOSA 73 (3): 113-113.
Zeekoeten broeden in grote kolonies op steile rotsen,
vooral in het noordwestelijke deel van de
Noordzee. Het legsel bestaat uit één enkel ei dat
gedurende ruim een maand en door beide ouders
bij toerbeurt wordt bebroed. Voor het jong worden
visjes aangevoerd van zee (een per keer), opnieuw
door beide ouders. Na ongeveer 3 weken, wanneer
het jong nog volledig met dons overdekt en
nog maar half zo klein is als een oude vogel, lokken
de ouders het kuiken mee naar zee. Het mannetje
zwemt weg met het jong en steekt de Noordzee
over. Het vrouwtje neemt verder geen deel meer
aan de opvoeding en blijft achter in het broedgebied.
Onderwerp van deze voordracht was de
vraag: "Wat beweegt Zeekoeten om met hun kuiken
de Noordzee over te zwemmen?". Hiertoe is
een samenvatting gepresenteerd van de broedbiologie
van Zeekoeten en zijn nieuwe, op zee verzamelde
gegevens gebruikt om een verklaring te
zoeken voor deze jaarlijkse armada van kuikens.
Twee belangrijke factoren spelen een rol in alle
stadia van het opgroeien, zowel op de kolonie als
later op zee: het risico van predatie en de (on-)mogelijkheden
van voldoende aanvoer van voedsel
voor het jong (provisie). Op de kolonie leidt de snel
toenemende voedselbehoefte van het jong tot een
steeds frequentere afwezigheid van beide ouders
(voedselvluchten), vooral in jaren wanneer het voedsel niet dichtbij de kolonie te halen is. De kuikens
op de klippenlopen bij afwezigheid van de
ouders een groot gevaar om aan Slechtvalken,
meeuwen of kraaien ten prooi te vallen. Nog afgezien
van dit toenemende predatierisico zijn de ouders
al snel niet eens meer in staat om voldoende
voedsel aan te vliegen; de groeicurve van het kuiken
buigt af na ongeveer 2,5 week. Wat er vervolgens
op zee plaatsvindt, is lang een mysterie geweest
omdat weinig onderzoekers de moeite
namen de vogels daar te volgen. Toch is het uiteindelijke
'broedsucces' (het aantal vliegvlugge
jongen) daarmee onbekend. Het jong krijgt pas op
een leeftijd van 50-70 dagen een volledig verenpak
en wordt al die tijd door een oudere vogel begeleid.
Recente waarnemingen op zee hebben
een tipje van de sluier opgelicht. Een overzicht is
gegeven van de voedselbeschikbaarheid, het foerageergedrag
en de predatierisico's waarmee vader
en kuiken op weg naar 'de overkant' worden
geconfronteerd.
[gratis pdf] [english summary]
|