KOFFIJBERG K, HUSTINGS F , JONG A DE , HORNMAN M & WINDEN E VAN (2011) Recente ontwikkelingen in het voorkomen van Taigarietganzen in Nederland. LIMOSA 84 (3): 117-131.
Zelfs voor geoefende vogelaars is het determineren van
Taigarietganzen geen sinecure. Ons beeld van het voorkomen
in Nederland wordt bovendien al een poos vertroebeld
door tegenstrijdige berichten over de juiste
kenmerken, waardoor gerapporteerde aantallen tijdens
landelijke tellingen waarschijnlijk jarenlang zijn overschat.
Ook internationaal gezien bestaat er geen overeenstemming
over de status van de soort. Wel blijkt uit
onderzoek in de vaste overwinteringsgebieden in het
Oost zee gebied dat de Europese winterpopulatie recent
afneemt. In dit licht, en mede met het oog op de verplichtingen
voortvloeiend uit de Europese Vogel richt -
lijn, is het van belang meer te weten over de status van
Taigarietganzen in Nederland. Daartoe zijn de waargenomen
aantallen vanaf 1990/1991 aan een nader onderzoek
onderworpen. In dit artikel presenteren we de
resultaten hiervan en bespreken we recente ontwikkelingen
in aantallen en verspreiding. Vanwege de determinatieproblematiek
gaan we ook in op de belangrijkste
kenmerken van Toendra- en Taigarietganzen. Rietganzen bewonen een broedareaal van Noord-Scandinavië
tot ver in het oosten van Siberië en komen, in tegenstelling
tot veel andere ganzensoorten, zowel in hoogarctische
toendra als in de taigazone tot broeden (Scott & Rose 1996,
Madsen et al. 1999). Binnen dit grote areaal worden doorgaans
meerdere (onder)soorten onderscheiden. Welke indeling
daarbij wordt aangehouden, en of er sprake is van soorten,
ondersoorten of geografische variatie, is al meer dan 100
jaar onderwerp van discussie (o.a. Huyskens 1986, Burgers et
al. 1991, Sangster & Oreel 1996, Ruokonen & Aarvak 2011).
Hetzelfde geldt voor de kenmerken op grond waarvan de
verschillende rietganzen kunnen worden onderscheiden.
Veel moderne auteurs (o.a. van den Bergh 1985, 2003a, b,
2003-04, 2004), de bekende handboeken (Bauer & Glutz von
Blotheim 1968, Cramp & Simmons 1977) en Wetlands International
(2006) volgden de door Delacour (1951) gehanteerde
indeling die deels is afgeleid uit het werk van Johansen
(1945). Delacour onderscheidde naast de Kleine RietgansAnser brachyrhynchus (die naderhand algemeen werd beschouwd
als aparte soort) twee Toendrarietganzen, Anser fabalis
rossicus en A. f. serrirostris, en drie Taigarietganzen, Anser
fabalis fabalis, A. f. johanseni en A. f. middendorfii. De onderbouwing
hiervan wordt door verschillende auteurs ernstig in
twijfel getrokken (o.a. Sangster & Oreel 1996). Inmiddels zijn
met behulp van moderne moleculaire DNA-techieken nieuwe
inzichten ontstaan. Ruokonen et al. (2008) onderscheiden
daarbij, op grond van monsters van geschoten en gevangen
vogels en balgen in musea, naast de Kleine Rietgans, twee
rietganzen: Anser middendorffii broedend in de oostelijke taigazone
en A. fabalis uit de toendra en taiga van het westelijk
verspreidingsgebied. Bij deze laatse soort worden drie ondersoorten
onderscheiden: A. f. fabalis, A. f. rossicus en A. f. serrirostris.
In een latere analyse zijn deze bevindingen nog eens
bevestigd (Ruokonen & Aarvak 2011), maar ze worden (nog)
niet algemeen erkend en overgenomen. Ook de split van Taigarietgans
en Toendrarietgans is internationaal gezien nog
niet overal geaccepteerd (Crochet & Joynt 2010). De Nederlandse
systematische lijst omvat momenteel Taigarietgans A.
fabalis, Toendrarietgans A. serrirostris en Middendorffs Rietgans
A. middendorffii (Sangster & Oreel 1996, Sangster et al.
1999, Redactie Dutch Birding 2009).
In dit artikel wordt vanuit praktisch oogpunt de indeling in
Taiga- en Toendrarietganzen aangehouden. De twee vormen
zijn immers te onderscheiden op grond van een aantal kenmerken
en ze blijken bovendien, zoals aangetoond door ringterugmeldingen,
verschillende broedgebieden te bewonen
(Burgers et al. 1991).
####
Toendrarietgans Anser serrirostris Taigarietgans Anser fabalis
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|