DIJK K VAN & F MAJOOR (2011) Geboortedispersie van Nijlganzen van Nederland naar Duitsland en vice versa. LIMOSA 84 (2): 82-84.
De Nijlgans Alopochen aegyptiacus is een algemene broedvogel
in grote delen van Afrika, maar er zijn geen overtuigende
bewijzen dat de soort vroeger in Europa broedde. Nijlganzen
worden hier wel al erg lang in gevangenschap
gehouden en ontsnapte en vrijgelaten parkvogels vormen de
oorsprong van de huidige vrij levende broedpopulatie in
Noordwest-Europa (Lensink CKKJ, Vangeluwe & Roggeman
DBBB, Bauer & Woog DBBJ, Holling DBCC).
Tot aan het eind van de jaren negentig werd de soort niet
in Nederland geringd. Lensink (CKKJ) moest daarom bij een
analyse van de ontwikkelingen tot aan het midden van de jaren
negentig ruwe schattingen gebruiken voor eigenschappen
zoals overleving, broedplaatstrouw en geboortedispersie,
want ook uit het buitenland was hier toen niets over bekend.
Dit alles was aanleiding voor Frank Majoor om Nijlganzen te
gaan ringen toen de eerste broedparen zich vestigden in de
stadsparken van Arnhem Gl. Het onderzoek loopt ondertussen
meer dan tien jaar en heeft onder andere uitgewezen dat
adulten een jaarlijkse overleving hebben van ongeveer JEA
(van der Jeugd & Majoor DBCB). Verder vertonen de broedparen
een sterke plaatstrouw, maar over geboortedispersie
(verplaatsing tussen geboorteplaats en broedplaats) is nog
steeds bijna niets bekend. We stelden in DBCB twee gevallen
hiervan vast en beide worden in deze bijdrage gedocumenteerd.
Van Duitsland naar Nederland
Het eerste geval is een in Duitsland geboren Nijlgans (Helgoland
E BHBGK; gele halsband HA) die in Nederland is
gaan broeden. De vogel, een mannetje, werd op CC juni
DBBK door Olaf Geiter en Susanne Homma geringd als nestjong
in de stad Jever (bij Wilhemshaven in Nedersaksen,
GE°EG'N, BI°GF'O). Het broedsel telde vier jongen en dit jong
werd op H december voor het laatst in Jever gezien. Hij werd
op CD september gezien bij Aurich (DB km naar het westzuidwesten)
en zat op CE maart DBCB langs de Hunte bijHoller Sandberg, GG km zuidoost van Jever. Vervolgens zat
de vogel op CJ mei in de Koningslaagte nabij Groningen
(Gr; CDB km west van Holler Sandberg) en vanaf half juni bij
de Floresvijver in de stad Groningen (figuur D). Hij was gepaard
en op CK juni werd vastgesteld dat zijn vrouwtje zat te
broeden in een eendenhokje midden in de parkvijver. Op DJ
juni werd zij tijdens een broedpauze gevangen en geringd en
ze had toen een duidelijke broedvlek. Door slecht weer op CD
juli spoelde het eendenhokje weg en daardoor is het broedgeval
in de late eifase mislukt. Beide vogels werden op CE juli
voor het laatst bij de Floresvijver gezien. De broedlocatie ligt
KH km westzuidwest van de geboortelocatie. Nijlganzen hebben
niet eerder bij de Floresvijver gebroed; wel op locaties elders
in de stad. Later in het jaar zat geel HA op DC november
bij Kiel-Windeweer Gr en op EB december bij Scharmer Gr,
respectievelijk CB en CJ km naar het oosten. Geel HA is hierna
niet meer gezien en in DBCC hebben geen Nijlganzen bij de
Floresvijver gebroed.
Van Nederland naar Duitsland
Het tweede geval is een in Nederland geboren Nijlgans (Arnhem
J.BDB.EGH; wit P geel J) die in Duitsland is gaan broeden.
De vogel, een mannetje, werd rond CD maart DBBK geboren
in het Sonsbeekpark in Arnhem. Zijn ouders zijn zeker al zeven
jaar met elkaar gepaard en broeden jaarlijks met succes
in het Sonsbeekpark. In DBBG-DBCC kregen ze in totaal FJ
vliegvlugge jongen. Het broedsel van DBBK telde CB vliegvlugge
jongen, die alle zijn gevangen en gekleurringd. De jongen
werden op EC mei voor het laatst in het Sonsbeekpark
gezien. Jongen van die leeftijd, ruim elf weken oud, kunnen
al vliegen. Een jaar later ontdekte Uwe van Hoorn één van
deze jongen, wit P geel J, als broedvogel in het Schlosspark
in Essen-Borbeck, Noordrijn-Westfalen (GC°DJ'N, BH°GH'O).
Het broedsel telde in mei DBCB vijf kuikens van D-E weken oud
(figuur C), die alle vliegvlug zijn geworden. Ook in DBCC heeft
wit P geel J hier succesvol gebroed, en negen kuikens grootgebracht.
De broedlocatie ligt KD km zuidoost van de geboortelocatie.
Het broedgeval in het Schlosspark was eveneens
een nieuwe vestiging. Het is tevens het eerste geval van
een in Arnhem geboren Nijlgans die elders is gaan broeden.
Discussie
Nijlganzen van de Afrikaanse populatie kunnen beginnen
met broeden als ze een jaar oud zijn (Cramp & Simmons
CKJB) en beide gevallen maken duidelijk dat dit ook mogelijk
is voor vogels van de Europese populatie. Nijlganzen van de
Afrikaanse populatie maken aanzienlijke omzwervingen. Zo
werden in Zuid-Afrika geringde vogels geregeld tot op afstanden
van JBB-CBBB km teruggemeld (Siegfried CKHI).
Bijna altijd betrof dit geschoten exemplaren en in geen geval
was iets bekend over de broedstatus. De Britse populatie lijkt
weinig trek- en zwerfgedrag te vertonen en uitwisseling met
het continent is nog nooit vastgesteld (Wernham et al. DBBD,
met aanvullingen). Daarentegen laten Nijlganzen van de continentale
populatie meer verplaatsingen zien. Zo noemen
Hustings et al. (DBBH) zeven gevallen van in België geringde
jongen die op afstanden van JE-CFC km in de Nederlandse
provincie Limburg werden teruggemeld. Meldingen van in
België geringde Nijlganzen komen ook uit Zuid-Holland (een
draadslachtoffer bij Rotterdam, Norman van Swelm), Noord-
Holland (aflezingen van drie verschillende vogels op een ruiplaats
in IJmuiden, Fred Cottaar, Kees & José Verbeek) en
Utrecht (aflezingen van drie verschillende vogels op CDB-CHB
km van de ringplaats, Arjan Boele, Peter van Horssen en Martin
Poot). Een broedselgenoot van wit P geel J werd afgelezen
bij Rhede (Noordrijn-Westfalen, Duitsland) en andere broedselgenoten
langs de IJssel bij Deventer (Ov) en langs de Lek
bij Lopik (Ut; de laatste vogel werd later geschoten bij Hardinxveld
ZH). Verder zijn er zes terugmeldingen op afstanden
van FI-EIH km (vijf geschoten vogels, één draadslachtoffer)
van de DEB nestjongen die tussen CKKK en DBBJ in Arnhem
werden geringd (alleen meldingen >DG km). Het verste geval
is een nestjong uit DBBH die eind oktober DBBK bij Kiel (Sleeswijk-
Holstein, Duitsland) werd geschoten, EIH km naar
noordoost. In december DBCB werd in Den Haag (ZH) een
vorstslachtoffer gevonden die dat jaar als nestjong in Gelsen -
kirchen (Noordrijn-Westfalen, Duitsland) was geringd (CKB
km naar het westnoordwesten, Hans Keijser) en er zijn meer
waarnemingen in Nederland van in Duitsland geringde Nijlganzen.
Het ging in alle bovenstaande gevallen om waarnemingen
zonder aanwijzingen voor broeden.
De beide broedgevallen in DBCB bewijzen dat Nijlganzen
zich tot op een afstand van bijna CBB km van de geboorteplaats
kunnen vestigen en de regelmatige uitwisseling van vogels tussen Nederland, België en Duitsland wijst erop dat
we anno DBCC vermoedelijk te maken hebben met één zich
vrij mengende broedpopulatie. Een geregeld voorkomende
geboortedispersie over aanzienlijke afstanden kan mede verklaren
waarom Nijlgans zich vlot heeft verspreid over flinke
delen van continentaal Noordwest-Europa. Tot slot rijst de
vraag of een dispersieafstand van tegen de CBB km past bij
het model over geboortedispersie bij de continentale populatie
van de Nijlgans, opgesteld door Lensink (CKKJ). In deze
studie werden verspreidingskaarten van broedgevallen in
het oostelijke Rivierengebied uit verschillende jaren met elkaar
vergeleken. Hieruit kwam naar voren dat nieuwe vestigingen
in JJA van de gevallen op afstanden tot aan CB km
van bekende broedlocaties plaatsvonden, in CCA op afstanden
van CC-EB km en in CA op afstanden van EC-GB km. Er waren
destijds geen geringde vogels en nieuwe vestigingen
kunnen dus ook nakomelingen van parkvogels uit de nabije
omgeving zijn geweest. Uit de analyse werd een model gemaakt
met als voorspelling dat Nijlganzen een maximale geboortedispersie
kunnen vertonen van CBB-DBB km. Onze bevindingen
komen hiermee overeen (en passen bij resultaten
uit lopend Duits onderzoek waarbij een maximale afstand
van CDF km werd vastgesteld; Olaf Geiter & Susanne Homma).
We sluiten niet uit dat de maximale dispersieafstand groter is
en dat geboortedispersie over afstanden van meer dan DG km
frequenter optreedt dan uit het model naar voren komt. De bij
ons bekende gegevens laten het vooralsnog niet toe hier
meer over te zeggen.
Oproep en dankwoord
Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het project
Retrapping Adults for Survival (RAS) van het Vogeltrekstation,
zie www.frankmajoor.nl voor meer informatie. Dank aan
alle ringers en melders voor hun inspanningen en aan iedereen
die verder behulpzaam was bij de totstandkoming van
deze bijdrage. Sedert DBBK worden de vogels in Arnhem tevens
voorzien van gemakkelijk af te lezen kleurringen. In
DBCC is het onderzoek uitgebreid naar Amsterdam, Groningen,
Den Haag en Limburg en ondertussen zijn al ruim GBB
Nijlganzen gekleurringd. We hopen door nieuwe waarnemingen
meer zicht op geboortedispersie te krijgen en we
roepen dan ook iedereen op goed uit te kijken naar gekleurringde
Nijlganzen, zeker onder broedvogels. Alle aflezingen
zijn welkom en kunnen worden ingevoerd op www.geese.org
of worden opgestuurd naar Frank Majoor.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|