NOORDEN B VAN (2007) Leeftijdbepalingen en groei van nestjonge Spotvogels. LIMOSA 80 (4): 157-163.
De meeste mensen kennen Spotvogels alleen maar luid zingend
in een hoge boom of struik. Voor de rest leiden ze een
verborgen bestaan of zitten ze in Afrika. Maar onderstaande
bijdrage bewijst dat ook zo'n schuwe soort toch goed bestudeerd
kan worden. Metingen aan nestjongen van bekende
leeftijd leverden bruikbare groeicurves, een waardevolle
aanvulling op al gepubliceerde gegevens van andere minder
cryptische soorten. Dit soort informatie kan gebruikt
worden voor het bepalen van de leeftijd van nestjongen, en
is erg waardevol bij metingen van broedsucces en broedfenologie,
aspecten die een belangrijke rol kunnen spelen in
populatieontwikkelingen.
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw stond onderzoek
naar de broedbiologie van zangvogels in Nederland
op een laag pitje. Alleen aan holenbroeders werd uitgebreid
aandacht besteed. Op het zoeken van nesten heerste in die
tijd een taboe. In de jaren negentig leefde de aandacht voor
broedbiologische studies op, gestimuleerd door het Nestkaartenproject
dat door Rob Bijlsma en Willem van Manen
werd opgezet en door SOVON werd voortgezet (Bijlsma
1995,www.sovon.nl/default.asp?id=127). Hierdoorwerd het
zoeken van nesten voor broedbiologisch onderzoek meer
geaccepteerd. Bovendien is in de Nestkaarthandleiding een
gedragscode voor de nestzoeker opgenomen, waarmee het
belang van de vogel wordt geborgd (Bijlsma 1996). Dit is
voor het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Voedselkwaliteit voldoende reden om voor bij het Nestkaartenproject
aangesloten medewerkers af te zien van een
ontheffing ex artikel 10 en 12 van de Flora- en Faunawet.
Demografische parameters zoals broedsucces kunnen
worden gebruikt voor geïntegreerde populatiemonitoring,
waarbij niet alleen aantalsveranderingen worden vastgesteldmaar
deze ook kunnen worden verklaard. Naast broedbiologische
gegevens zijn daarvoor data nodig omtrent
overleving van jonge en oude vogels. Door de combinatie
van deze gegevens kan worden achterhaald of populatieveranderingen
veroorzaakt worden door veranderingen in het broedsucces of de overleving. En daarmee dus ook of de
oorzaken van dergelijke veranderingen in de broedgebieden
of in de overwinteringsgebieden gezocht moeten worden.
Landelijk wordt er nu gewerkt aan de integratie van het
Broedvogel Monitoring Project (BMP), het Nestkaartenproject
(beide van SOVON) en het Constant Effort Site
project (CES) van het Vogeltrekstation (van der Jeugd et al.
2007). De fenologie van het broedseizoen (timing van de eileg
etc.) staatmomenteel speciaal in de belangstelling. Door
onder meer klimaatverandering treden hierin opvallende
verschuivingen op, die van grote biologische betekenis zijn
(o.a. Visser et al. 1998, Both 2002) . Voor de berekening van
de datum van de eerste eileg in nesten gevonden in het
broed- of jongenstadium is een nauwkeurige leeftijdsbepaling
van de nestjongen noodzakelijk. Dergelijke informatie is
van verschillende zangvogelsoorten gepubliceerd (o.a. Siefke
1962, Tiainen 1978, Schönfeld 1980, Berthold et al. 1990)
maar voor zover mij bekend nog niet voor de Spotvogel
Hippolais icterina. In de Avifauna van Limburg zijn wel de
eerste resultaten van een onderzoek naar de broedbiologie
van de Spotvogel gepubliceerd (van der Coelen & van
Noorden 2006). Een nauwkeurige leeftijdsbepaling kan worden
uitgevoerd door combinatie van biometrische,morfologische
en gedragskenmerken (Jongsomjit et al. 2007). In
deze bijdrage wordt aan de hand van biometrische en morfologische
kenmerken de leeftijd van nestjonge Spotvogels
Hippolais icterina bepaald. Daarnaast wordt de groei van
nestjonge Spotvogels vergeleken met die van andere zangvogels
en zal worden ingegaan op de leeftijdsgerelateerde
morfologische kenmerken van zangvogeljongen met een
vergelijkbare duur van de nestperiode.
[gratis pdf] [english summary]
|