VICKERY J (2006) Vogels van het agrarisch gebied in Groot Britani?: van het vaststellen van afnames tot het testen van oplossingen. LIMOSA 79 (2): 71-72.
Themadag: 'Vogels van het agrarisch gebied'
De afname van vogels van het boerenland is heden
ten dage een van de belangrijkste uitdagingen
voor vogelbescherming in Europa. Veel
soorten zijn in de afgelopen 20-30 jaar achteruit
gehold, vooral in Noord- en West-Europa. Er is
zo langzamerhand veel wetenschappelijk bewijs
dat deze afnamen verbindt met veranderingen
in de landbouwpraktijk door agrarische intensivering.
Deze voordracht gaat in op twee
Britse voorbeelden die demonstreren hoe het
onderzoek is veranderd van het signaleren van
de afname naar het vaststellen van de onderliggende
oorzaken, en vervolgens naar de ontwikkeling
en toetsing van beheersoplossingen.
Het eerste voorbeeld betreft een groep zaadetende
vinken en gorzen, zoals Grauwe Gors,
Ringmus en Geelgors die sinds 1974 zijn afgenomen
met respectievelijk 87%, 97% en 54%
(http://www.bto.org/birdtrends2004/index.htm).
Analyse van de langjarige demografische gegevens
van de British Trust for Ornithology
(BTO) laat zien dat voor de meeste van deze
soorten de afname vooral een gevolg is van een
toename van de sterfte in het winterhalfjaar.
Winterse stoppelvelden die favoriet waren als
voedselhabitat zijn verdwenen door de grootschalige
omschakeling van zomer- op wintergranen.
Niet alle stoppelvelden herbergen echter
veel vogels in de winter; dat geldt alleen voor
akkers met een relatief hoge dichtheid aan onkruidzaden.
Vaak zijn daar gewassen verbouwd
met een gereduceerd gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen.
Twee voorbeelden laten zien dat het behoud
van winterstoppels, liefst rijk aan onkruiden, de
afname van akkervogels kan ombuigen. De eerste
betreft de Cirlgors in Zuid-Engeland. Deze
soort was afgenomen tot ca. 100 paren aan het
einde van de vorige eeuw, maar is sinds het
herstel van stoppelvelden (voor wintervoedsel)
en de introductie van grasranden langs de akkers
(voor zomervoedsel) door de RSPB weer
toegenomen tot meer dan 700 paren. Op de nationale
schaal vertonen tellingen door de BTO in
willekeurig gekozen kilometerhokken duidelijke
verschillen in de populatietrend van Veldleeuweriken
tussen hokken met en zonder stoppels.
Waar meer dan 10 ha stoppels aanwezig was
bleven de aantallen sinds 1994 stabiel, maar in
hokken zonder stoppels zette de afname door.
Deze beheersvormen zijn nu opgenomen in beheersovereenkomsten
(Environmental Stewardship
Scheme, ESS), in varianten met en
zonder gereduceerd gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Het tweede voorbeeld is dat van de Veldleeuwerik
die in het Verenigd Koninkrijk met 60% is
afgenomen sinds 1974, vooral door een gedaalde
jongenproductie. Een nationale inventarisatie
door de BTO en gedetailleerd onderzoek
door de RSPB lieten zien dat broeddichtheden
beduidend lager zijn in gewassen hoger dan 30
cm. Deze hoogte wordt in wintergraan bijna een
maand eerder bereikt dan in zomergraan, en
het gevolg is dat wintergraan in de tweede helft
van het broedseizoen ongeschikt wordt als
broedhabitat. De vogels die het blijven proberen
nestelen veelal dicht bij rijsporen en worden
daardoor gemakkelijk gevonden door predators.
De hedendaagse dominantie van wintergraan
betekent dat een groot deel van de Britse
veldleeuwerikpopulatie geen tweede broedsel
produceert. Als oplossing zijn in de akker gelegen kleine (4x4m) Skylark plots bedacht en uitgetest,
waar geen gewas wordt ingezaaid maar
wel wordt gespoten om de opkomst van onkruiden
te voorkomen (www.saffie.info). Akkers met
zulke onbeplante plotjes (ca. 2 per ha) kennen
een hogere nestdichtheid en een hoger nestsucces
dan conventionele akkers, doordat de oudervogels
vlakbij het nest kunnen foerageren.
Ook de Skylark plots zijn opgenomen in het ESS.
De succesvolle progressie in het onderzoek
van het achterhalen van de oorzaken van aantal afnamen
naar het ontwikkelen en uittesten van
oplossingen is tot stand gekomen door nauwe
samenwerking tussen wetenschappers, nietoverheidsorganisaties
en de overheid. Deze samenwerking
is cruciaal geweest in het opzetten
van de juiste onderzoekslijnen en het vertalen
van de onderzoeksresultaten in kosteneffectieve
beleidsmaatregelen die gunstig zijn voor de
vogels van het boerenland.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|