BIJLSMA RG (1998) Broedbiologie en aantalsontwikkeling van Appelvinken Coccothraustes coccothraustes in Flevoland. LIMOSA 71 (4): 137-148.
Met de Appelvink is in Nederland iets bijzonders
aan de hand. Halverwege de jaren zeventig werd
de stand op minimaal 1200 paren geschat, in
1979-83 op 3000-4500 paren en in 1985-86 op
9000-12000 paren (Bijlsma 1987a). Sindsdien is
de uitbreiding in areaal en aantallen onverdroten
doorgegaan (van Dijk et at. 1997), met alleen al in
Drenthe een toename van 650-780 paar in 198487
naar 2500 paar in 1990-95 (van den Brink et al.
1996).
Bij de schattingen voor geheel Nederland bleef
het belang van de Flevolandse bossen onderbelicht,
vermoedelijk een gevolg van gebrek aan
informatie. Die situatie is inmiddels drastisch veranderd.
Vanaf 1989 zijn de meeste grote boswachterijen
van de Noordoostpolder en Oostelijk
en Zuidelijk Flevoland op broedvogels gekarteerd.
Tijdens die karteringen werd extra aandacht
besteed aan de habitatkeus en broedbiologie van
Appelvinken. In dit artikel worden de bevindingen
samengevat, vergeleken met die op de Veluwe
en in Drenthe en tegen het licht gehouden van
de landelijke toename.
[gratis pdf] [english summary]
|