Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

KRANENBARG S (1997) Korte bijdragen: Kleinste Jager Stercorarius longicaudus als prooi van Havik Acipiter gentilis in het binnenland. LIMOSA 70 (2): 76-77.

Op 2 oktober 1996 yond ik langs een zandweg op het Wekeromse Zand (Amersfoortcoordinaten 176-456) een plukrest die waarschijnlijk afkomstig was van een Havik. Deze prooirest bestond uit twaalf staartpennen, enkele armpennen, boven- en onderstaartdekveren, borstveren, ondervleugeldekveren en een poot. De staartpennen waren donker met een witte basis. De middelste staartpennen waren 1 cm langer dan de overige en hadden afgeronde toppen. De schacht van de buitenste staartpen was wit. De staart- en ondervleugeldekveren waren dwars gestreept. De poot had een loopbeen van 42.0 mm, de middenteen was 36.5 mm. De tenen en zwemvliezen waren tweekleurig. Op basis van deze kenmerken kon de prooirest als een juveniele Kleinste Jager worden gedetermineerd (Brown et al. 1987, Marz 1987, de Wijs 1986).
      Op 6 oktober vond ik in een sparrenbos op 150m van de voornoemde plukrest een tweede plukrest van een Kleinste Jager, ditmaal bestaande uit grote slagpennen, armpennen, vleugeldekveren en een borstbeen. De determinatie als juveniele Kleinste Jager werd bevestigd door de donkere top van de grote slagpennen en de witte schacht van handpen 9 en 10 (descendent geteld). De lengte van handpen 1-7 (descendent) was resp. 118,132,145,160,175, 191 en 205 mm; de overige handpennen waren afgebroken, maar in samenhang met de gave pennen kan voor handpen 8-10 een lengte van resp. 222, 230 en 225 mm worden geschat. De armpennen en ondervleugeldekveren kwamen wat kleur en tekening betreft exact overeen met die van 2 oktober. Gezien de complementaire aard van beide plukresten lijdt het geen twijfel dat ze op dezelfde vogel betrekking hadden.
      De Kleinste Jager is een schaarse doortrekker langs de Nederlandse kust, overwegend in september en oktober (Camphuysen & van Dijk 1983, Platteeuw et al. 1994). Dat Kleinste Jagers zelden afdwalen naar het binnenland wordt bevestigd door het feit dat er deze eeuw in de wijde omtrek van Wageningen (inclusief Wekeromse Zand) slechts twee bevestigde waarnemingen zijn gedaan (Leys et al. 1993). De door mij gevonden vogel bevond zich op 80 km van de dichtstbijzijnde kustlijn. Wellicht zijn de paar dagen met stevige noordwestenwind halverwege september verantwoordelijk geweest voor het afdwalen van deze juveniele Kleinste Jager.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 70.2 1997
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster