STRUCKER RCW, PREESMAN LC & VERKERK J (1994) Watervogels van de zoetwatergetijderivier de Oude Maas. LIMOSA 67 (2): 45-52.
Na de afsluiting van het Haringvliet op 2 november 1970 is de Gude Maas vrijwel de laatste zoetwatergetijderivier in Nederland. Langs deze rivier vinden we op een groot aantal plaatsen nog een typisch zoetwatergetijdelandschap, gekenmerkt door een afwisseling van slikken, biezengorzen, rietgorzen, grienden en grasgorzen. Enkele decennia geleden kwam dit landschap langs de meeste rivieren in het Noordelijk Deltagebied voor, maar inmiddels zijn door het wegvallen van het getij de unieke Biesbosch, alsmede het Hollandsch Diep en het Haringvliet, als zoetwatergetijdegebied verloren gegaan. Van het totale oppervlakte van c. 4000 ha zoetwatergetijdegebied in Nederland resteerde na 1970 nog slechts 585 ha, vrijwel geheel gelegen langs de Gude Maas. De aanleg van de Haringvlietsluizen had ook grate gevolgen voor de Gude Maas: het getijverschil halveerde van c. 2 meter naar c. 1 meter, waardoor rietgorzen en grienden verruigden en de oevererosie sterk toenam. Zoetwatergetijdegebieden zijn een relatief zeldzaam en sterk bedreigd ecosysteem in NWEuropa. In Duitsland vormen de Elbe, de Weser en de Eems in hun mondingsgebieden echte estuaria. Het meest uitgestrekte zoetwatergetijdegebied ligt hier langs de Elbe en strekt zich uit over een lengte van 85 km (Konig 1976). Andere belangrijke zoetwatergetijdegebieden liggen in Belgie langs de Schelde en in Frankrijk langs de Loire (Temmerman 1992). Gp veel plaatsen wordt het unieke zoetwatergetijdelandschap sterk bedreigd door watervervuiling, opspmtmg, aanleg van industrieterreinen, havens, woonwijken en recreatiegebieden. Door een grate afwisseling van vegetatietypen worden zoetwatergetijdelandschappen gekenmerkt door een rijke flora en fauna. In dit artikel wordt het huidige voorkomen van overwinterende watervogels langs de Gude Maas beschreven. Verder wordt ingegaan op de meest in het oog springende aantalsveranderingen bij watervogels in vergelijking met de periode voor 1970 ##### Dodaars Tachybaptus ruficollis Fuut Podiceps cristatus Aalscholver Phalacrocorax carbo Roerdomp Botaurus stellaris Blauwe Reiger Ardea cinerea Knobbelzwaan Cygnus olor Kleine Zwaan Cygnus bewickii Wilde Zwaan Cygnus cygnus Rietgans Anser fabalis Kolgans Anser albifrons Grauwe Gans Anser anser Brandgans Branta leucopsis Bergeend Tadorna tadorna Smient Anas penelope Krakeend Anas strepera Wintertaling Anas crecca Wilde Eend Anas platyrhynchos Pijlstaart Anas acuta Slobeend Anas clypeata = Spatula clypeata Tafeleend Aythya ferina Kuifeend Aythya fuligula Brilduiker Bucephala clangula Nonnetje Mergellus albellus Middelste Zaagbek Mergus serrator Grote Zaagbek Mergus merganser Waterral Rallus aquaticus Waterhoen Gallinula chloropus Meerkoet Fulica atra Scholekster Haematopus ostralegus Kluut Recurvirostra avosetta Bontbekplevier Charadrius hiaticula Goudplevier Pluvialis apricaria Kievit Vanellus vanellus Bonte Strandloper = Kleine bonte strandloper Calidris alpina = Calidris alpina schinzii Watersnip Gallinago gallinago Houtsnip Scolopax rusticola Grutto Limosa limosa Wulp Numenius arquata
[gratis pdf] [english summary]
|