Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

ENS BJ, WINTERMANS GJM & SMIT CJ (1993) Verspreiding van overwinterende wadvogels in de Nederlandse Waddenzee. LIMOSA 66 (4): 137-144.

Op 1maart 1991 ging bij het toen nog RIN geheten Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (lBNDill) een project van start met als doel modellen te ontwikkelen waarmee voorspellingen kunnen worden gedaan over de effecten van zeespiegelstijging op de trekstrategieen en populatiegroottes van wadvogels. Het maken van modellen die voorspellingen doen is niet moeilijk, het maken van modellen die voorspellingen doen die zodanig betrouwbaar zijn dat men zijn of haar hand ervoor inhet vuur zou willen steken echter weI. Het ziet er op dit moment niet naar uit dat de zeespiegel zo dramatisch snel zal stijgen dat de te produceren modellen ook op korte termijn kunnen worden getoetst. Het doen van voorspellingen over zeespiegelstijging en de gevolgen daarvan voor het oppervlak aan droogvallend wad is iets dat buiten de competentie van biologen valt. Het enige dat een bioloog kan worden gevraagd is te voorspellen wat er met de wadvogels gebeurt als er iets aan het wad verandert. Hoewel we ons dus maar met een deel van de problematiek kunnen en willen bezighouden, hebben we daarmee niet het gevoel dat ons werk alleen een specialistisch belang dient. Het maakt uiteindelijk niet uit door welke oorzaken de oppervlakte van het wad verandert. Wad dat wordt ingepolderd of continu door recreanten wordt verstoord, is net zo min beschikbaar voor wadvogels als wad dat permanent onder de zeespiegel verdwijnt. We hebben de aanval op drie fronten tegelijk ingezet. Het eerste front richt zich op het vinden van verbanden tussen de aantallen wadvogels en de eigenschappen van het wad en de daarin levende prooidieren. Het tweede front bestaat uit het ontwikkelen van modellen over optimale trekpatronen. Het derde front bestaat uit het verder ontwikkelen van een door John Goss-Custard (1980) ontworpen model over de populatie-dynamica van wadvogels en dit toe te spitsen op de Scholekster. Toegegeven, de Scholekster is niet de meest maniakale migrant onder de wadvogels, maar de verspreiding in zomer en winter verschilt aanzienlijk en er zijn zelfs Scholeksters die in West-Afrika overwinteren. Bovenal is er geen andere wadvogel die zo goed is bestudeerd. Dit artikel gaat over de allereerste resultaten die zijn geboekt Op het eerste front: de verspreiding van wadvogels. De reden om de voortgang in Limosa te publiceren is dat wij geloven dat wadvogeltellende Limosa-Iezers een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan verdere voortgang op dit front. We zullen om te beginnen het verspreidingsprobleem wat duidelijker schetsen. Op microscopische schaal, voor sommige gebieden en sommige soorten, is al het nodige bekend over het verband tussen de aantallen wadvogels en de eigenschappen van het wad, soms tot in zeer groot detail. Zo yond Bill Sutherland (1982) in een wadgebied in Wales dat Scholeksters het meest talrijk waren op die plekken waar de grootste kokkels voorkwamen. In gebieden waar de grootte van de kokkels niet zo sterk varieerde, omdat het om een enkele jaarklasse ging, bestond er een duidelijk verband tussen de dichtheid van kokkels en die van Scholeksters (Zwarts 1981). Daar waar verschillende lengteklassen en dichtheden voorkomen is zowel de grootte als de dichtheid van de kokkels van belang (Merck 1984). Het is niet zonder meer duidelijk dat deze lokaal gevonden verbanden tussen voedsel en vogelaantallen ons ook in staat stellen de verspreiding binnen het totale overwinteringsgebied te begrijpen. Het zou best zo kunnen zijn dat het verband tussen voedsel en vogels in de Waddenzee erg lijkt op dat in de Delta, maar op een heel ander niveau ligt door het verschil in de kans op dichtvriezen tussen de twee gebieden. Een belangrijke vraag is nu'of dergelijke verbanden kunnen worden geextrapoleerd naar het andere uiterste van de geografische schaal via het vergelijken van wadgebieden langs de Oost-Atlantische trekbaan. Smit & Piersma (1989) geven een overzicht van de aantallen steltlopers die langs deze trekbaan tussen de Siberische en Canadese toendra en de wadgebieden in West-Europa en West-Afrika heen en weer trekken. Bij het vergelijken van wadgebieden, heeft de discussie zich de laatste tijd vooral gericht op het verband tussen de totale voedselconsumptie door wadvogels en de omvang van het voedselaanbod (piersma & Engelmoer 1982, Zwarts 1988b, Wolff & Smit 1990). Hoewel dit een boeiende discussie is, kiezen wij noodgedwongen een iets ander perspectief. Het is namelijk niet zinnig om over de trekstrategie van de wadvogels te praten; afzonder lijke soorten hebben hoogstens zo'n strategie (Piersma 1987). Sterker nog, het lijkt erop dat er zelfs binnen een saort nog grote verschillen kunnen bestaan, waarbij de laat in het voorjaar vertrekkende individuen de grootste afstanden per vliegtocht afleggen (Zwarts et al. 1990). Wij stellen ons daarom ten doel om voor elke wadvogelsoort uit te zoeken aan de hand van welke eigenschappen van estuaria het voorkomen van de soort het beste kan worden voorspeld. Onder leiding van Piet Zegers worden er al vele jaren wadvogeltellingen georganiseerd in de Nederlandse Waddenzee, terwijl in sommige deelgebieden door lokale groepen zeer intensief wordt geteld. Namens het IWRB (International Waterfowl and Wetlands Research Bureau) worden de internationale tellingen verzameld in een database door Cor Smit. Verder hebben Kees Dijkema c.s. (1989) een kaart gemaakt met de belangrijkste habitats in de Nederlandse Waddenzee. Hoewel ons uiteindelijke doel aIle grote wadgebieden langs de Oost-Atlantische trekroute behelst, gaat dit artikel aIleen over een eerste vingeroefening: de verspreiding van de in de Nederlandse Waddenzee overwinterende wadvogels in verband brengen met de gegevens van de habitatkaart. Probleemloos is dit niet. We hopen dat een inventarisatie van de problemen een aanzet kan zijn voor verder onderzoek en gegevens-analyse door lokale telgroepen. Steenloper Arenaria interpres Bonte Strandloper = Kleine bonte strandloper Calidris alpina = Calidris alpina schinzii Kanoet = Kanoetstrandloper Calidris canutus Scholekster Haematopus ostralegus Rosse Grutto Limosa lapponica Wulp Numenius arquata Zilverplevier Pluvialis squatarola Kluut Recurvirostra avosetta Tureluur Tringa totanus

[gratis pdf] [english summary]



limosa 66.4 1993
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster