Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

BUURMA LS, LENSINK R & LINNARTZ LG (1986) Hoogte van breedfronttrek overdag boven Twente: een vergelijking van radar en visuele waarnemingen in oktober 1984. LIMOSA 59 (4): 169-182.

Tot hoe hoog zien veldwaarnemers nog iets van de vogeltrek en hoe laag kan met radar vogeltrek worden geregistreerd? Deze vragen stonden centraal tijdens een trektelkamp van de Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen (LWVT) op en nabij vliegveld Twente (figuur lA) van 15 tot 21 okt 1984; parallel aan de visuele waarnemingen werden metingen gedaan met drie typen radar van de Koninklijke Luchtmacht. Het antwoord op de gestelde vragen is nodig om zowel veldwaarnemingen als radargegevens over vogelverplaatsingen op waarde te kunnen schatten. Door het kwantitatief beschrijven van aspecten van de trek die te maken hebben met vlieghoogte, hopen we te bevorderen dat de grote hoeveelheden gegevens over breedfronttrek die tegenwoordig op gestandaardiseerde wijze door de LWVT worden verzameld, correct worden geinterpreteerd. Wanneer we veldwaarnemingen en radargegevens in kwantitatieve zin willen vergelijken, stuiten we op enkele principiele problemen. Ten eerste is het met radar vrijwel onmogelijk om het aantal individuele vogels rechtstreeks te meten. Anders dan's nachts passeren overdag de meeste trekvogels in hechte groepen (Bruderer 1971), die zich als regel op het radarscherm als een echo voordoen. In dit artikel wordt daarom nagenoeg uitsluitend gesproken over groepen, waarbij ook elke solitaire passant als een groep wordt beschouwd. Ten tweede kan de identiteit van vogels met rondzoekradar vrijwel nooit en met doelvolgradar slechts ten dele en alleen op korte afstartd worden vastgesteld. We kunnen radargegevens dus meestal slechts indirect kwalificeren. Het is duidelijk dat overdag visuele waarnemingen in vrijwel alle opzichten superieur zijn aan radarwaarnemingen. Op twee punten zijn er echter ook voor de veldwaarnemer problemen. In de eerste plaats is het bereik van het menselijk oog beperkt. Ten tweede, en gedeeltelijk daarmee samenhangend, levert het kwantificeren van trektellingen allerlei moeilijkheden op. We bespreken hierna eerst de methodiek van de visuele en radarwaarnemingen, alsmede locaties en terrein- en weersomstandigheden. Vervolgens wordt kort de sterkte en samenstelling van de trek van dag tot dag en van telpost tot telpost samengevat. Daarna worden de resultaten van beide waarnemingsmethoden naast elkaar gelegd. Postduif Wilde Eend Anas platyrhynchos Buizerd Buteo buteo Kievit Vanellus vanellus Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus = Larus ridibundus Holenduif Columba oenas Houtduif Columba palumbus Veldleeuwerik Alauda arvensis Graspieper Anthus pratensis Witte Kwikstaart Motacilla alba Heggenmus = Heggemus Prunella modularis Kramsvogel Turdus pilaris Zanglijster Turdus philomelos Koperwiek Turdus iliacus Grote Lijster Turdus viscivorus Koolmees Parus major Gaai = VIaamse Gaai Garrulus glandarius Kauw Coloeus monedula Roek Corvus frugilegus Zwarte Kraai Corvus corone Spreeuw Sturnus vulgaris Ringmus Passer montanus Vink Fringilla coelebs Keep Fringilla montifringilla Groenling Carduelis chloris Sijs Carduelis spinus Kneu Carduelis cannabina Rietgors Emberiza schoeniclus

[gratis pdf] [english summary]



limosa 59.4 1986
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster