Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

BEKHUIS J & DIJK, A VAN (1981) Themadag Vogels tellen: Kwalitatief onderzoek naar de verspreiding van vogels. LIMOSA 54 (4): 145-145.

Kwalitatieve verspreidingsonderzoeken, meestal aangeduid met de naam Atlasprojekten, worden in Nederland georganiseerd door SOVON. In de periode 1973' 77 is de verspreiding van onze broedvogels in kaart gebracht (Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1979) terwijl van oktober 1978 tot en met september 1983 het Atlasprojekt voor Winter- en Trekvogels wordt uitgevoerd. Voor een gedetailleerde beschrijving van dit projekt wordt verwezen naar R. M. Teixeira in Het Vogeljaar 26: 124-127. Kort samengevat komt de doelstelling van het projekt erop neer om van elke soort voor elke maand van het jaar waarin hij voorkomt een verspreidingskaart te maken. Hiertoe moeten alle atlasblokken maandelijks onderzocht worden, waarbij uitsluitend de aanwezigheid van de soorten geregistreerd wordt. Ondanks deze op het oog simpele vraagstelling is uit een methodologisch onderzoek gebleken dat bepaalde eisen aan het veldonderzoek gesteld moeten worden om er verzekerd van te zijn dat een voldoende mate van volledigheid bereikt wordt:
(1) Alle biotooptypen die in het atlasblok aanwezig zijn, moeten steeds weer onderzocht worden.
(2) De aanwezige soorten kunnen onderverdeeld worden in gemakkelijk en moeilijk opspoorbare. Om ook alle soorten uit de laatste categorie vast te kunnen stellen, blijkt een excursie per maand onvoldoende te zijn. Gebleken is dat een ervaren veldornitholoog gemiddeld drie tot vijf excursies nodig heeft om alle in een atlasblok voorkomende soorten te kunnen vinden.
(3) Afhankelijk van de tijd van het jaar kan er een aanzienlijk verschuiving optreden in de soortssamenstelling gedurende een maand. Met name in de doortrekperiode (april en oktober) is dit het gevat. Sommige soorten vertrekken in het begin van de maand, terwijl andere pas tegen het eind van de maand arriveren. Tijdens een onderzoekstocht kunnen dan nooit alle soorten tegelijk vastgesteld worden. Gebleken is dat de waarnemer deze soortsverschuiving kan ondervangen door de excursies te spreiden en in elk geval het atlasblok in het begin en aan het eind van de maand te inventariseren.
(4) De c. 2000 medewerkers aan het Atlasprojekt voor Winter- en Trekvogels vertonen grote verschillen in veldervaring en besteedbare tijd. Onervaren veldornithologen constateren per excursie gemiddeld 25% minder soorten dan ervaren veldornithologen en hebben daarom meer tijd nodig om een vergelijkbaar resultaat te bereiken. Een gelijkmatige intensiteit van het veldonderzoek over het gehele land zal dan ook een onhaalbare kaart zijn.
      Het al dan niet rekening houden met deze kanttekeningen tijdens het veldonderzoek heeft een belangrijke invloed op het resultaat van de inventarisaties. Vooruitlopend op het eindresultaat van het projekt kan nu reeds opgemerkt worden, dat van de talrijke en gemakkelijk op te sporen soorten de verspreidingskaarten een grote mate van volledigheid zullen bereiken. Bij soorten met een geringe trefkans in het veld (schaarse en moeilijk vindbare soorten) zullen de verspreidingskaarten daarentegen aanzienlijk minder volledig zijn.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 54.4 1981
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster