OPDAM P (1980) Samenvattingen themadag Mens en roofvogels een geslaagde combibatie?. LIMOSA 53 (4): 139-140.
Tussen 'roofvogels en mensen bestaat een aanta1 relaties.
Sommige ontstaan doordat de mens met opzet
een activiteit ten voor- of nadele van een roofvogel
ontplooit (gerichte relaties). Heel lang heeft de mens
geprobeerd roofvogels, die hij als concurrenten beschouwde,
uit te roeien. Daartoe werden vogels geschoten
of gevangen, er werd vergiftigd aas uitgelegd
en de nesten werden vernietigd. Vooral Havik,
Sperwer en kiekendieven' moesten het hierbij ontgelden.
Een andere vorm van een gerichte relatie ontstaat
wanneer de mens de roofvogels vangt en probeert
ze af te richten voor de jacht: het valkeniersbedrijf.
Deze jachtvorm is terug te voeren op de bewondering
en verering van de mens voor de roofvogel waarvan in
talloze historische en tegenwoordige culturen bewijzen
zijn te vinden.
Er zijn ook relaties die tot stand komen door menselijk
handelen waarbij de roofvogel niet het doelwit
vormt, maar indirect wordt 'beïnvloed. Deze ongerichte
relaties ontstaan wanneer de mens gebruik
maakt van het leefgebied van de" roofvogel:
biotoopveranderingen, toepassing van landbouwbestrijdingsmiddelen
en recreatie. Reeds lang
heeft de mens het landschap ingrijpend veranderd.
Eerst door eeuwenlange ontbossingen, later door
droogleggen en ontginnen van laagveenmoerassen,
hoogvenen en heidevelden. In recente tijd door ruilverkaveling
en herinrichting is er van het oorspronkelijke
landschap niets meer over en is van het rijk gedifferentieerde
cultuurlandschap van de 1ge eeuw nog
slechts een enkel restant behouden. Roofvogels, zeker
de grotere soorten, behoorden tot de eerste slachtoffers
van de versnippering van onze oorspronkelijke
natuurgebieden. Reeds lang geleden verdwenen als
broedvogel' Zeearend, Schreeuwarend, Visarend,
Zwarte en Rode Wouw en Slechtvalk (een enkel incidenteel
broedgeval daargelaten). Maar ook in onze
dagen eist de herinrichting nog slachtoffers, zoals de
Kerkuil (zie de voordracht van De Bruijn). De roofvogelsoorten
die stand hie1den, werden op andere manieren
bedreigd. Toen de ergste vervolgingen achter
de rug waren, kwamen na 1950 de organochloorverbindingen
(o.a. DDT, dieldrin) die de stand van een aantal
soorten roofvogels in elkaar deden storten (zie o.a. de
lezing van Newton). Een derde vorm van een ongerichte
relatie ontstaat door de recreatie. Hoewel er
weinig onderzoek naar is gedaan, worden roofvogels in
het algemeen als nogal kwetsbaar voor recreatie afgeschilderd. De voordracht van Waardenburg bewijst
wei dat een genuanceerde benadering op zijn plaats is.
Ook al is er sprake van een relatie tussen de mens "en'
individuele roofvogels, daar volgt nog niet uit dat de
mens dan ook het aantal individuen van roofvogelpopulaties
beïnvloedt. Dat aantal wordt enerzijds bepaald
door het aantal geboorten, anderzijds door het aantal
sterfgevallen. Van regulatie kan pas sprake zijn als een
van beide aantallen door een dichtheidsafhankelijke
factor wordt beïnvloed, dat wil zeggen een factor
waarvan de werking bij hogere dichtheden onevenredig
toeneemt. De mate waarin een dichtheidsafhankelijke
factor op de populatie inwerkt wordt dus beïnvloed
door de dichtheid van diezelfde populatie: er is
sprake van positieve terugkoppeling. Sommige natuurlijke
factoren werken dichtheidsafhankelijk (zoals
voedsel, ruimte). De directe invloed van de mens daarentegen
werkt meestal onafhankelijk van de dichtheid
en kan bij hoge en bij lage dichtheden even groot zijn.
Hierin schuilt een bedreiging voor het voortbestaan.
van een populatie.
De historie van de Nederlandse Havikenstand demonstreert
het samenspel van de vele factoren die van
invloed kunnen zijn op een populatie. Figuur I geeft
het aantalsverloop vanaf 1900 globaal weer. Er zijn
drie fasen te onderscheiden: (I) toename tot c. 1950;
(2) sterke afname rond 1960; (3) sterke toename vanaf
1970. Door welke factoren is dit verloop nu bepaald?
Voor de eerste fase zijn waarschijnlijk twee ontwikkelingen
verantwoordelijk. De uitbreiding van het bosareaal
vanaf het einde van de 1ge eeuw betekende een
niet onaanzienlijke toename van het broedbiotoop
voor de Havik. Bovendien is de intensiteit van de vervolgingen
door de mens in de loop van de eeuw, en
zeker tijdens de oorlog, afgenomen. De tweede fase
werd beheerst door de desastreuze invloed van organochloor-
en kwikverbindingen. Hoewel het effect van
deze stoffen op de Havik minder goed bekend was dan
bij de Sperwer, pasten alle verschijnselen die in de
jaren zestig bij de Havik werden waargenomen (sterfte,
verlaagde reproductie, vergifresiduen in eieren, verdunning
van de eischaal) volledig in het beeld dat vergiftigde Sperwer-populaties lieten zien. De Havikenstand
zakte in korte tijd volledig in elkaar. Pogingen
om deze stand kunstmatig te verhogen hadden niet het
beoogde effect: de werkelijke oorzaak moest worden
aangepakt. Pas na een aantal verboden op het gebruik
van de gewraakte stoffen nam de stand van de Havik
weer snel toe tot een niveau dat waarschijnlijk hoger
ligt dan v66r de ineenstorting van de populatie.
Daarvoor zijn verschillende oorzaken. Het bosareaal
heeft zich verder uitgebreid; ook de ontginningsbossen
die in de jaren tussen beide wereldoorlogen werden
aangelegd, vormen nu een geschikt broedbiotoop. Bovendien
is de vervolgingsdruk minder dan vroeger.
Tenslotte heeft de modernisering van de landbouw de
Houtduif, het belangrijkste prooidier in het winterhalfjaar,
bepaald geen windeieren gelegd. Het voedselaanbod
in de kritieke periode, de winter, is daardoor
toegenomen. De huidige dichtheid wordt zeer waarschijnlijk
gereguleerd door de hoeveelheid voedsel, en
op plaatsen waar het voedsel in overvloed aanwezig is,
is uiteindelijk territoriaal gedrag een rem op een ongebreidelde
toename. Andere factoren komen niet in
aanmerking. Natuurlijke vijanden zijn er nauwelijks en
sterfte op grote schaal door parasieten of infectieziekten
is tot dusverre niet bekend. Van een negatieve
invloed van recreatie is, als een paar zich eenmaal gevestigd
heeft, niet veel te merken. De Havik afschilderen
als een stukje oernatuur wiens voorkomen een
aanwijzing vormt voor "gezonde" ecologische omstandigheden,
zou dan ook beslist niet terecht zijn. De
Havik is een roofvogel die zich in de sterk kunstmatige
natuur, die Nederland thans nog rijk is, goed thuis
voelt.
[gratis pdf] [english summary]
|