Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

OPDAM P (1980) Samenvattingen themadag Mens en roofvogels een geslaagde combibatie?. LIMOSA 53 (4): 139-140.

Tussen 'roofvogels en mensen bestaat een aanta1 relaties. Sommige ontstaan doordat de mens met opzet een activiteit ten voor- of nadele van een roofvogel ontplooit (gerichte relaties). Heel lang heeft de mens geprobeerd roofvogels, die hij als concurrenten beschouwde, uit te roeien. Daartoe werden vogels geschoten of gevangen, er werd vergiftigd aas uitgelegd en de nesten werden vernietigd. Vooral Havik, Sperwer en kiekendieven' moesten het hierbij ontgelden. Een andere vorm van een gerichte relatie ontstaat wanneer de mens de roofvogels vangt en probeert ze af te richten voor de jacht: het valkeniersbedrijf. Deze jachtvorm is terug te voeren op de bewondering en verering van de mens voor de roofvogel waarvan in talloze historische en tegenwoordige culturen bewijzen zijn te vinden.
      Er zijn ook relaties die tot stand komen door menselijk handelen waarbij de roofvogel niet het doelwit vormt, maar indirect wordt 'beïnvloed. Deze ongerichte relaties ontstaan wanneer de mens gebruik maakt van het leefgebied van de" roofvogel: biotoopveranderingen, toepassing van landbouwbestrijdingsmiddelen en recreatie. Reeds lang heeft de mens het landschap ingrijpend veranderd. Eerst door eeuwenlange ontbossingen, later door droogleggen en ontginnen van laagveenmoerassen, hoogvenen en heidevelden. In recente tijd door ruilverkaveling en herinrichting is er van het oorspronkelijke landschap niets meer over en is van het rijk gedifferentieerde cultuurlandschap van de 1ge eeuw nog slechts een enkel restant behouden. Roofvogels, zeker de grotere soorten, behoorden tot de eerste slachtoffers van de versnippering van onze oorspronkelijke natuurgebieden. Reeds lang geleden verdwenen als broedvogel' Zeearend, Schreeuwarend, Visarend, Zwarte en Rode Wouw en Slechtvalk (een enkel incidenteel broedgeval daargelaten). Maar ook in onze dagen eist de herinrichting nog slachtoffers, zoals de Kerkuil (zie de voordracht van De Bruijn). De roofvogelsoorten die stand hie1den, werden op andere manieren bedreigd. Toen de ergste vervolgingen achter de rug waren, kwamen na 1950 de organochloorverbindingen (o.a. DDT, dieldrin) die de stand van een aantal soorten roofvogels in elkaar deden storten (zie o.a. de lezing van Newton). Een derde vorm van een ongerichte relatie ontstaat door de recreatie. Hoewel er weinig onderzoek naar is gedaan, worden roofvogels in het algemeen als nogal kwetsbaar voor recreatie afgeschilderd. De voordracht van Waardenburg bewijst wei dat een genuanceerde benadering op zijn plaats is.
      Ook al is er sprake van een relatie tussen de mens "en' individuele roofvogels, daar volgt nog niet uit dat de mens dan ook het aantal individuen van roofvogelpopulaties beïnvloedt. Dat aantal wordt enerzijds bepaald door het aantal geboorten, anderzijds door het aantal sterfgevallen. Van regulatie kan pas sprake zijn als een van beide aantallen door een dichtheidsafhankelijke factor wordt beïnvloed, dat wil zeggen een factor waarvan de werking bij hogere dichtheden onevenredig toeneemt. De mate waarin een dichtheidsafhankelijke factor op de populatie inwerkt wordt dus beïnvloed door de dichtheid van diezelfde populatie: er is sprake van positieve terugkoppeling. Sommige natuurlijke factoren werken dichtheidsafhankelijk (zoals voedsel, ruimte). De directe invloed van de mens daarentegen werkt meestal onafhankelijk van de dichtheid en kan bij hoge en bij lage dichtheden even groot zijn. Hierin schuilt een bedreiging voor het voortbestaan. van een populatie.
      De historie van de Nederlandse Havikenstand demonstreert het samenspel van de vele factoren die van invloed kunnen zijn op een populatie. Figuur I geeft het aantalsverloop vanaf 1900 globaal weer. Er zijn drie fasen te onderscheiden: (I) toename tot c. 1950; (2) sterke afname rond 1960; (3) sterke toename vanaf 1970. Door welke factoren is dit verloop nu bepaald? Voor de eerste fase zijn waarschijnlijk twee ontwikkelingen verantwoordelijk. De uitbreiding van het bosareaal vanaf het einde van de 1ge eeuw betekende een niet onaanzienlijke toename van het broedbiotoop voor de Havik. Bovendien is de intensiteit van de vervolgingen door de mens in de loop van de eeuw, en zeker tijdens de oorlog, afgenomen. De tweede fase werd beheerst door de desastreuze invloed van organochloor- en kwikverbindingen. Hoewel het effect van deze stoffen op de Havik minder goed bekend was dan bij de Sperwer, pasten alle verschijnselen die in de jaren zestig bij de Havik werden waargenomen (sterfte, verlaagde reproductie, vergifresiduen in eieren, verdunning van de eischaal) volledig in het beeld dat vergiftigde Sperwer-populaties lieten zien. De Havikenstand zakte in korte tijd volledig in elkaar. Pogingen om deze stand kunstmatig te verhogen hadden niet het beoogde effect: de werkelijke oorzaak moest worden aangepakt. Pas na een aantal verboden op het gebruik van de gewraakte stoffen nam de stand van de Havik weer snel toe tot een niveau dat waarschijnlijk hoger ligt dan v66r de ineenstorting van de populatie. Daarvoor zijn verschillende oorzaken. Het bosareaal heeft zich verder uitgebreid; ook de ontginningsbossen die in de jaren tussen beide wereldoorlogen werden aangelegd, vormen nu een geschikt broedbiotoop. Bovendien is de vervolgingsdruk minder dan vroeger. Tenslotte heeft de modernisering van de landbouw de Houtduif, het belangrijkste prooidier in het winterhalfjaar, bepaald geen windeieren gelegd. Het voedselaanbod in de kritieke periode, de winter, is daardoor toegenomen. De huidige dichtheid wordt zeer waarschijnlijk gereguleerd door de hoeveelheid voedsel, en op plaatsen waar het voedsel in overvloed aanwezig is, is uiteindelijk territoriaal gedrag een rem op een ongebreidelde toename. Andere factoren komen niet in aanmerking. Natuurlijke vijanden zijn er nauwelijks en sterfte op grote schaal door parasieten of infectieziekten is tot dusverre niet bekend. Van een negatieve invloed van recreatie is, als een paar zich eenmaal gevestigd heeft, niet veel te merken. De Havik afschilderen als een stukje oernatuur wiens voorkomen een aanwijzing vormt voor "gezonde" ecologische omstandigheden, zou dan ook beslist niet terecht zijn. De Havik is een roofvogel die zich in de sterk kunstmatige natuur, die Nederland thans nog rijk is, goed thuis voelt.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 53.4 1980
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster