Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

DUBBELDAM W (1978) De Grauwe Gans Anser anser in Flevoland in 1972 - 1975. LIMOSA 51 (1): 6-30.

In Zuidelijk Flevoland zijn na het droogvallen in 1968 grote plassen- en moerasgebieden ontstaan. Een gedeelte hiervan, gelegen in het noordelijke deel van de polder, zal niet worden ontgonnen en zal als natuurreservaat behouden blijven. Dit gebied vormt, samen met het aangrenzende landbouwgebied in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland, een belangrijke pleisterplaats voor de Grauwe Gans Anser anser (Fig. 1). De aantallen Grauwe Ganzen staan vermeld in Fig. 2. In de herfst onderbreken veel ganzen de trek in Flevoland waar de aantallen kunnen oplopen tot tenminste 25.000 in november, hetgeen bijna 50% is van de continentale Noordwesteuropese populatie in de herfst. Oat deze momenteel op tenminste 50.000 exemplaren moet worden geschat, kan worden afgeleid uit tellingen in Flevoland en in de Marismas in de Guadalquivir-delta in Spanje in november 1973. Het aantal overwinteraars in Zuidelijk Flevoland bedraagt, afhankelijk van het optreden van vorst, enkele honderden tot ruim 6.000. In het voorjaar neemt het aantal weer toe tot maximaal'12.000. Het landbouwgebied is het belangrijkste voedselterrein in september en oktober; het moerasgebied van november tot en met april (Fig. 2 en 3). Gedurende de hele periode wordt het moerasgebied gebruikt als overnachtingsplaats. De gemiddelde afstand tussen de overnachtingsplaats en de voedselterreinen in het landbouwgebied bedraagt meestal 2 it 5 km; de maximale afstand is meestal niet meer dan 10 km. Het belangrijkste voedsel in het landbouwgebied bestaat in het najaar uit graankorrels en graanopslag op de stoppelvelden (haver, zomergerst en wintertarwe) en uit gerstopslag op de koolzaadvelden (Fig. 4 en Tabel 1). In het voorjaar eten de ganzen in het landbouwgebied vooral grassen en winte.rtarweplantjes( Fig. 5 en Tabel 1). In het plassengebied leven ze grotendeels van wortelstokken van Grote Lisdodde Typha tatifolia, hetgeen als een nieuwe voedingsgewoonte van de Grauwe Gans kan worden beschouwd. Verder eten de ganzen er veel blad van Riet Phragmites australis (Tabel 2). In' het moerasgebied in Zuidelijk Flevoland is een belangrijke ruiplaats voor de Grauwe Gans ontstaan, waarschijnlijk ten koste van de ruiplaats op de Ventjagersplaten (Tabel 3). In 1973 maakten meer dan 1.100 en in 1974 tenminste 2.000 ganzen de slagpenrui door in Flevoland. De ruiperiode valt tussen half mei en half juli. De ruiende ganzen leven dan hoofdzakelijk van rietbladeren. In 1973 werden in het moerasgebied van Zuidelijk Flevoland tenminste veertien en in 1974 tenminste tien broedgevallen van de Grauwe Gans vastgesteld. Het werkelijk aanwezige aantal broedparen bedraagt vermoedelijk enkele tientallen. Ais voedsel voor jonge ganzen werd o.a. Brongras Catabrosa aquatica en rietblad vastgesteld. Grauwe Gans Anser anser

[gratis pdf] [english summary]



limosa 51.1 1978
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster