VRIES TGD (1951) Oölogische en nidologische mededelingen 1950/51: Laat broedsel van de oeverzwaluw (Riparia r. riparia L.). LIMOSA 24 (3): 140-140.

Op 28 Augustus 1947 werden door mij in een eenzame nestgang van een oeverzwaluw-paartje nog vijf jangen aangetroffen. die. door mij verontrust. één voor een het nest verlieten. Tijd van waarneming: in de ochtenduren. tegen het midden van de dag. Plaats: Plan "Tuinstad Slotermeer"-Amsterdam-West. :Weer: zonnig en zeer warm. In de Ned. Vogels wordt als broedtijd opgegeven : laatste decade van Mei tot in Juli". Het dus wei late broedgeval houdt wellicht verband met de weI zeer gunstige weersomstandigheden in de zomer van 1947. (WALTERS J).

[De broedtijd van de oeverzwaluw loopt van de derde decade van Mei tot in Juli. De broedduur bedraagt 12-14. het verblijf der jongen in het nest 16-19 dagen (Ned. Vogels. p. 327) . Dat men dus medio Augustus tot-vliegen-in-staat-zijnde jongen in een nest aantreft. is een normaal verschijnsel. In het onderhavige geval zal het m.i. een paartje betreffen dat zijn tweede legsel heeft zien verloren gaan en weer opnieuw begonnen is. De gunstige weersgesteldheid zou juist tot vervroeging moeten hebben geleid, aangezien hij Riparia - evenals bij alle zwaluwen - de duur van de bebroeding en van het verblijf van de jongen in het nest in sterke mate worden beïnvloed door het weer en - dientengevolge - door de voedselvoorraad. (de V.) .] Oeverzwaluw Riparia riparia

[gratis pdf] [english summary]