SLIJPER HJ (1951) Korte mededelingen: Een waarschijnlijke waarneming van de breedbekstrandloper (Limicola falcinellus) in Nederland. LIMOSA 24 (1): 69-69.
Op Maandag 19 September 1949 bezocht ik het gedeelte van de
IJsselmeerkust tussen Naarden en Huizen. Vlak bij Huizen gekomen, werd mijn aandacht getrokken door een tweetalkrakeenden
(Anas . strepera), die zich tussen tientallen eenden van allerlei soort bevonden. Ik citeer vrij uit mijn brief aan Dr W. H. Van
Dobbe: "Juist toen ik weer een eind de zee inliep om zekerheid
omtrent de twee krakeenden te krijgen, zag ik rechts van me op
wat tegen de rietoever aangespoelde, drijvende plantenrommel een
klein strandlopertje staan.
Alvorens de eenden verder achter na te gaan heb ik het strandlopertje gedurende een minuut of vijf goed kunnen observeren.
Het stond heel rustig, in elkaar gedoken te soezen. Mijn eerste
gedachte was: bonte strandloper (Calidris alpina). Ik vond hem
er iets te klein voor; in grootte stond hij tussen de bonte en de
kleine strandloper (Calidris minuta) in. De figuur was helemaal
als van de bonte strandloper (minuta is m.L meer pluvier of zandloperachtig van vorm en houding). De snavel was als van de bonte strandloper: ongeveer even lang als de kop, dun en iets, doch
duidelijk gebogen. De kleur van de snavel was zwart, de kleur van
de pootjes grijszwart. Het kleed vond ik echter anders dan ik van de bonte strandloper gewend was. De kop had een opvallende
brede witte wenkbrauwstreep die achter het oog om verbonden
leek met de helderwitte keel en middenborst. Bij beter toezien
bleek dat de wenkbrauw in de oorstreek enigszins bruingelig getint
was. De streep door het oog naar de snavel was donker, evenals
de schedel. De rug was zeer donkerbruin, in het midden nagenoeg
effen, maar naar de vleugels toe getekend met witgelige strepen
langs de veertjes. Het kleed deed me sterk denken aaneen juvenieIe kleine strandloper( Calidris minuta). echter zonder het rossige
wat minuta heeft, wat somberder en zander de lichte V -streep op
de rug. Het enige dat warmer getint was, was de bruingelige tint
van haIs en borstzijden. ("buffish" schreef ik in mijn veldaantekeningen). Deze tint was over een groter oppervlak verdeeld en meereffen dan de streepvlekjes op de kropzijden, bij "minuta". De rest van de onderkant was wit. Het wit van de keel en de borst vormde een opvallend contrast met de bruinzwarte rug. Bij mijn nadering werd de vogel wat actiever, begon met de snavel in de rugveren te pluizen en rekte de vleugels waarop ik een duidelijke witte band kon waarnemen (langs de vleugel achterrand met zwartbruin afgezet). De vogel bled verder heel rustig, doch vloog dan onverhoeds
op. De vleugelband was vrij duidelijk zichtbaar, aan de staart viel
niets bijzonders op, leek bijna effen donkerbruin.
Op Maandag 19 September 1949 bezocht ik het gedeelte van de
IJsselmeerkust tussen Naarden en Huizen. Vlak bij Huizen gekomen, werd mijn aandacht getrokken door een tweetalkrakeenden
(Anas . strepera), die zich tussen tientallen eenden van allerlei soort bevonden. Ik citeer vrij uit mijn brief aan Dr W. H. Van
Dobbe: "Juist toen ik weer een eind de zee inliep om zekerheid
omtrent de twee krakeenden te krijgen, zag ik rechts van me op
wat tegen de rietoever aangespoelde, drijvende plantenrommel een
klein strandlopertje staan.
Alvorens de eenden verder achter na te gaan heb ik het strandlopertje gedurende een minuut of vijf goed kunnen observeren.
Het stond heel rustig, in elkaar gedoken te soezen. Mijn eerste
gedachte was: bonte strandloper (Calidris alpina). Ik vond hem
er iets te klein voor; in grootte stond hij tussen de bonte en de
kleine strandloper (Calidris minuta) in. De figuur was helemaal
als van de bonte strandloper (minuta is m.L meer pluvier of zandloperachtig van vorm en houding). De snavel was als van de bonte strandloper: ongeveer even lang als de kop, dun en iets, doch
duidelijk gebogen. De kleur van de snavel was zwart, de kleur van
de pootjes grijszwart. Het kleed vond ik echter anders dan ik van de bonte strandloper gewend was. De kop had een opvallende
brede witte wenkbrauwstreep die achter het oog om verbonden
leek met de helderwitte keel en middenborst. Bij beter toezien
bleek dat de wenkbrauw in de oorstreek enigszins bruingelig getint
was. De streep door het oog naar de snavel was donker, evenals
de schedel. De rug was zeer donkerbruin, in het midden nagenoeg
effen, maar naar de vleugels toe getekend met witgelige strepen
langs de veertjes. Het kleed deed me sterk denken aaneen juvenieIe kleine strandloper( Calidris minuta). echter zonder het rossige
wat minuta heeft, wat somberder en zander de lichte V -streep op
de rug. Het enige dat warmer getint was, was de bruingelige tint
van haIs en borstzijden. ("buffish" schreef ik in mijn veldaantekeningen). Deze tint was over een groter oppervlak verdeeld en meereffen dan de streepvlekjes op de kropzijden, bij "minuta". De rest van de onderkant was wit. Het wit van de keel en de borst vormde een opvallend contrast met de bruinzwarte rug. Bij mijn nadering werd de vogel wat actiever, begon met de snavel in de rugveren te pluizen en rekte de vleugels waarop ik een duidelijke witte band kon waarnemen (langs de vleugel achterrand met zwartbruin afgezet). De vogel bled verder heel rustig, doch vloog dan onverhoeds
op. De vleugelband was vrij duidelijk zichtbaar, aan de staart viel
niets bijzonders op, leek bijna effen donkerbruin.
[gratis pdf] [english summary]
|