KLAASSEN R, SCHAICH AE, BOUTEN W, BOTH C & KOKS BJ (2014) Eerste resultaten van het jaarrond volgen van Blauwe kiekendieven broedend in het Oost-Gronningse akkerland. LIMOSA 87 (2): 135-148.
Blauwe Kiekendieven zien we tegenwoordig vaker
in de winter dan in de zomer. Het gaat uitermate
slecht met de Nederlandse broedvogels en als er
niets gebeurt zullen we de soort binnen afzienbare
tijd als broedvogel verliezen. De voormalige
bolwerken op de Waddeneilanden zijn zo goed als
verlaten. Een hoopvolle ontwikkeling vormt de
vestiging van de Blauwe Kiekendief in het Oost-
Groningse akkerbouwgebied. In 2012-2013 werden
drie van deze broedvogels uitgerust met UvA-BiTS
GPS-loggers.
De Blauwe Kiekendief Circus cyaneus heeft de twijfelachtige
eer om prominent de Rode Lijst van bedreigde Nederlandse
broedvogels aan te voeren (van Beusekom et al. 2005). Het gaat
niet goed met de soort in Nederland en in Noordwest-Europa
in het algemeen (Schröder et al. 2010). De Waddeneilanden waren
lang een bolwerk voor de Blauwe Kiekendief in Nederland,
met in het begin van de jaren negentig nog zo'n 100 paren
(Klaassen et al. 2006, de Boer et al. 2011). Tegenwoordig is daar
nog geen dozijn van over en is de soort verdwenen als broedvogel
van Schiermonnikoog, Terschelling, Ameland en Vlieland
(Boele et al. 2014, Koffi jberg et al. 2013).
Onderzoek naar de oorzaken van de achteruitgang (van
der Wal et al. 1999, Klaassen et al. 2006, de Boer et al. 2011, van
Turnhout et al. 2013) suggereert dat de teloorgang van de
Blauwe Kiekendief niet zozeer moet worden gezocht in een
verslechterde reproductie, maar eerder in een verslechterde
overleving van adulte en eerstejaars vogels. Het aantal uitgevlogen
jongen per nest lag in de meest recente periode
2004-2010 echter beduidend lager dan in het tijdvak 1959-1971
(gemiddeld 1.4 versus 2.5, cf. de Boer et al. 2011, Schipper 1978). De dramatische achteruitgang van de Blauwe Kiekendief op
de Schotse Orkney-eilanden wordt primair geweten aan een
verslechterde reproductie, een gevolg van een verlies aan
geprefereerd foerageerhabitat door intensivering van begrazing
door schapen (Amar et al. 2003, 2005). Tegenwoordig
worden ook grote delen van de duinen op de Waddeneilanden
begraasd om successie van de duinvegetatie te voorkomen,
en het is veelzeggend dat jagende kiekendieven begraasd
duin links laten liggen (Klaassen et al. 2006). Naar ons
idee wordt daarom het effect van verslechterde voedselomstandigheden
op de reproductie en dus ook populatieontwikkeling
van de Blauwe Kiekendief onderschat. Overigens
sluiten ook Van Turnhout et al. (2013) niet uit dat de jonge
kiekendieven tegenwoordig in een (te) slechte conditie uitvliegen
en dus dat processen tijdens het broedseizoen wel
degelijk een belangrijke rol spelen.
Er lijkt toch nog enige hoop te bestaan voor de Blauwe
Kiekendief in Nederland, want in 2009 werd een broedgeval
geconstateerd in het Oost-Groningse Oldambt, in een perceel
wintertarwe midden in grootschalig akkerbouwgebied.
Geheel tegen de dalende populatietrends in omliggende
landen in nam het aantal broedparen toe tot drie in 2010 en
vijf in 2011. In 2012 en 2013, twee jaren met een belabberd
muizenaanbod (Wiersma et al. 2014), broedden er steeds
drie paren in het Oldambt, en zwierf een veelvoud aan nietbroedende
vogels rond gedurende de zomer. In 2014 deden
zes tot zeven paren een broedpoging in de provincie Groningen.
Drie paren brachten uiteindelijk 10 jongen groot. Voor
het eerst broedden er meer Blauwe Kiekendieven en vlogen
er meer jongen uit in akkerland dan op de Waddeneilanden.
Het lijkt niet toevallig dat de Blauwe Kiekendief zich in
Oost-Groningen als broedvogel heeft gevestigd. In deze regio
zijn op relatief grote schaal maatregelen getroffen om
de voedselsituatie voor akkervogels te verbeteren (Wiersma
et al. 2014). Dit agrarisch natuurbeheer is bedoeld voor
broedvogels zoals Grauwe Kiekendief Circus pygargus (Klaassen
et al. 2014) en Veldleeuwerik Alauda arvensis (Ottens et
al. 2013), alsmede voor overwinterende zang- en roofvogels
zoals Geelgors Emberiza citrinella, Groenling Carduelis chloris,
Blauwe Kiekendief en Ruigpootbuizerd Buteo lagopus
(Wiersma et al. 2014). Maatregelen bestaan uit extensief beheerde
akkers, 'wintervoedselveldjes' (Ottens et al. 2013) en
'vogelakkers' (Wiersma et al. 2014), en akkerranden die worden
ingezaaid met kruidenrijke graanmengsels (braakhabitat,
hierna 'braak' genoemd). Grauwe Kiekendieven hebben
duidelijk geprofiteerd van deze maatregelen; de populatie is
sinds 1995 meer dan verdubbeld (Koks et al. 2007, Wiersma
et al. 2014).
Hoewel de huidige populatie Blauwe Kiekendieven in het
akkerbouwgebied nog maar klein is, zou het een begin kunnen
zijn van een nieuw Oost-Gronings roofvogelsucces. Dit
optimisme wordt gevoed door de stormachtige ontwikkeling
die de soort in Frankrijk heeft doorgemaakt. Sinds de
Blauwe Kiekendief daar de overstap maakte van natuurlijke
habitats naar het agrarisch cultuurlandschap zijn de aantallen
toegenomen van 2700-3800 paren in 1980 tot 7800- 11 200 in 2000 (Yeatman-Berthelot 1994, Millon & Bretagnolle
2004). Ook in België doet de Blauwe Kiekendief pogingen
zich in het agrarisch gebied te vestigen, hoewel hij daar tot
nu toe niet echt vaste voet aan de grond krijgt (Feys et al.
2013). Daarnaast staat de populatie in Groningen niet op
zichzelf. Ook in Noord-Duitsland broeden jaarlijks Blauwe
Kiekendieven in grootschalig akkerland, met name in Nedersaksen
(minstens zeven geregistreerde broedgevallen, data
Werkgroep Grauwe Kiekendief). De exacte omvang van deze
populatie is bij gebrek aan aandacht van Duitse natuurbeschermers
echter onbekend.
Om beter te begrijpen wat Oost-Groningen zo aantrekkelijk
maakt voor Blauwe Kiekendieven zijn in 2012-2013
drie broedvogels, één vrouwtje en twee mannetjes, uitgerust
met een UvA-BiTS gps-logger, een geavanceerd stukje
techniek waarmee de bewegingen van individuele vogels
in groot detail kunnen worden gevolgd (Bouten et al. 2013).
In 2014 werd een vierde vogel gevangen, een volwassen
mannetje, die in dit artikel verder echter buiten beschouwing
wordt gelaten. De gps-loggers geven een gedetailleerd
beeld van de bewegingen en het habitatgebruik tijdens het
broedseizoen. Omdat processen tijdens het broedseizoen
niet los kunnen worden gezien van processen gedurende de
rest van het jaar is het ook relevant te weten waar de vogels
overwinteren. In dit artikel worden de eerste resultaten van
het loggeronderzoek gepresenteerd.
[pdf alleen voor leden] [english summary]
|