MELMAN D (2010) Themadag 'Weidevogels tussen krimp en kramp': 'Hoe is de effectiviteit van het weidevogelbeleid te verbeteren?'. LIMOSA 83 (4): 187-187.
Het Nederlandse weidevogelbeleid
heeft een lange historie (sinds 1975).
Tot nu toe heeft het niet de resultaten
opgeleverd die waren beoogd: een stabiele,
duurzame weidevogelstand.
Daarvoor zijn diverse oorzaken aan te
geven: (1) ontbrekende ecologische
kennis, (2) onvoorziene maatschappelijke
ontwikkelingen, (3) traagheid en
veranderlijkheid van het beleid, en (4)
gebrek aan begrip tussen beheerders
(boeren) en onderzoekers. De verschuiving
van landelijke naar provinciale
eindverantwoordelijkheid biedt kansen
maar geeft ook risico op verdeeld
beleid. Zo is er op dit moment de neiging
om de oplossing te zoeken in
weidevogelkerngebieden. De definitie
daar van en de consequenties die zo'n
benadering met zich meebrengt zijn
evenwel nog onduidelijk. Vragen die
daarbij aan de orde komen zijn: op welke
soorten hebben de kerngebieden
betrekking en welke aantallen per
soort zijn aan de orde? Hoe wordt het
ruimtelijk beleid in de kerngebieden
geregeld (provinciale ruimtelijke verordening?)
en wat wordt er geregeld? En
voorts: wat is bepalend voor de totale
omvang van de kerngebieden: de omvang
en duurzaamheid van de populatie
of het beschikbare budget? Elke
provincie lijkt nu zijn eigen invulling te
gaan geven; er is geen landelijke regie.
De perspectieven voor nieuw elan in
het weidevogelbeleid lijken met het
nieuw aangetreden kabinet niet gunstig:
minder budget en verschuiving
van reservaatvorming naar beheer
door boeren en particulieren. Voor beter
weidevogelbeleid zijn noodzakelijk:
heldere doelstellingen, draagvlak bij
alle betrokkenen, meer kennis en gedegen
uitvoering, landelijke regie en voldoende
budget.
[gratis pdf] [english summary]
|