Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

(2000) Boek recensie: Meininger PL, ... (et al), 1999 Kustbroedvogels in het Deltagebied: een terugblikop twintig jaar monitoring (1979 - 1998). LIMOSA 73 (1): 35-39.

Kustbroedvogels in het Deltagebied: een terugblik op twintig jaar monitoring (1979 - 1998). Meininger P. L., Berrevoets, C. M. & Strucker, R. C. W. 1999. Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ. Middelburg. 241 p. ISBN 90-369-3414-1.

Dit lijvige rapport begint met een historisch overzicht van tellingen van kustbroedvogels in het Deltagebied vanaf het begin van de vorige eeuw. Onder kustbroedvogels worden verstaan Kluut, plevieren, meeuwen en sterns, maar ook van Aalscholver en Steltkluut worden gegevens gepresenteerd. Vanaf 1979 vindt (jaarlijkse) monitoring plaats, opgestart door Peter Meininger en uitgevoerd door vrijwilligers, beheerders en de Deltadienst van Rijkswaterstaat. In 1985 is deze monitoring officieel geadopteerd door de Dienst Getijdewateren, tegenwoordig het Rijksinstituut voor Kust en Zee dat nu het leeuwendeel daarvan voor zijn rekening neemt. Vervolgens worden de thans gebruikte telmethoden nauwkeurig omschreven. Deze sluiten aan bij de methode die SOVON aan vrijwilligers aanbeveelt, hoewel afwijkingen voorkomen (bijvoorbeeld telperioden die aan de situatie in de Delta zijn aangepast). Voor grote gemengde kolonies met Kleine Mantel- en Zilvermeeuwen is een geheel eigen methode ontwikkeld die aileen geschikt lijkt voor min of meer open gebieden. Voor monitoring zijn locale verschillen in methoden overigens niet zo belangrijk, zolang de verschillen maar constant zijn. Het doel van de monitoring is "uitspraken te kunnen doen over de effecten van inrichting en beheer van de Rijkswateren". Daarom zijn uitvoerige beschrijvingen opgenomen van de verschillende watersystemen in het gebied. De teksten over het ontstaan, landschap, gebruik en beheer, veranderingen in de onderzoeksperiode en te verwachten veranderingen worden verduidelijkt met tabellen met het oppervlakte per habitat, kaartmateriaal en zwart/wit foto's.
      Dan volgen de soortteksten; zo'n 6 a 7 pagina's per soort. De teksten beginnen met een korte inleiding over de mondiale verspreiding en broedbiologie, gevolgd door paragrafen over de populatie in het verleden en heden (broedbiologie- en populatiegegevens ook in overzichtelijke tabellen), de ontwikkelingen in het Deltagebied, het jaarlijks geschatte broedsucces, de uitkomsten van het ringonderzoek uitgevoerd door RIKZ en anderen, en tenslotte een prognose voor de stand in komende jaren. Daarbij wordt vooral gekeken naar de veranderingen in het landschap. Bij het lezen van de soorttekst over de Kokmeeuw, die sinds 1979 jaarlijks met 4% per jaar afneemt in de Delta, krijg je de indruk dat dit komt door een locale vermindering van broedhabitat. Deze soort gaat echter ook achteruit in gebieden buiten de Delta waar het broedhabitat niet is veranderd. De hoeveelheid geschikt broedbiotoop is natuurlijk niet de enige factor die de stand van een soort be"invloed. Niettemin ziet de toekomst er niet rooskleurig uit voor pioniersoorten als Kluut, plevieren en Dwergstern, die broeden in kale open gebieden, tenzij beheerders (op)nieuw broedhabitat scheppen. In een 'gemaakt' landschap als dat van het Deltagebied hoeft dat geen bezwaar te zijn. Aileen zou het, naar de mening van de recensent, geen natuurontwikkeling mogen heten: het woord 'natuur' staat juist voor alles waar zich de mens zich niet in mengt! Het opspuiten van zandbanken, ontgronden of maaien gaat namenlijk altijd ten koste van bestaande natuur (de ene groep organismen ingeruild voor een andere groep). Beter zouden de termen soort(groep)gerichte habitatontwikkeling en -beheer kunnen worden gebruikt. Dat doet meer recht aan de intentie van de ingrepen. De soortteksten worden ondersteunt door opvallende figuren. De diagrammen geven het aantalverloop in de onderzoeksperiode, uitgesplitst naar verschillende bekkens, watertype (zoet of zout) en habitat (al dan niet in natuurontwikkelingsgebieden). Daarnaast zijn er verspreidingskaarten met maxima per vijfjarige periode. Deze kaartjes gaan weer vergezeld van een diagram met de verdeling naar habitat; weliswaar nu niet verdeeld over natuurontwikkelingsgebied of niet, maar toch enigszins dubbelop.
      De achtergrond van de legenda van deze figuren verloopt van wit naar donkergrijs, hetgeen op de gebruikte papiersoort een wat 'vieze' indruk maakt. Ook veel van de foto's in het rapport komen niet tot hun recht. Voor de habitatfoto's, die functioneel zijn, is dat niet zo erg, maar de ongetwijfeld mooie vogelfoto's hadden een beter lot verdiend. Eigenlijk zouden vogelfoto's uit een dergelijk rapport kunnen worden weggelaten. De bijlagen van het rapport tellen maar liefst 40 pagina's. Hier vinden we tabellen met veel cijfermateriaal: naast de aantallen per soort, per gebied voor aile onderzoeksjaren, ook de aantallen door RIKZ-medewerkers geringde vogels in de periode 1986-98 (waaronder 930 Strandplevieren, 16 743 Visdiefjes en 1163 Dwergsterns!) en de schattingen van het broedsucces per gebied vanaf 1994.
      Dit rapport wordt een ieder die ge'lnteresseerd is in kustbroedvogels van harte aanbevolen: het is zeer lezenswaardig. Recensent is als onderzoeker in het Waddengebied beslist jaloers op wat er in de Delta al is bereikt. De broedvogelmonitoring in het Waddengebied gaat hu zijn tiende jaar in, en wellicht karl over 10 jaar een gezamenlijk Delta- en Waddengebied kustbroedvogelverslag worden geproduceerd. Vergelijkingen van het aantalsverloop van deze vogels tussen deze twee zo verschillende gebieden is ongetwijfeld zeer interessant.

Recensie van Lieuwe Dijksen

[gratis pdf] [english summary]



limosa 73.1 2000
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster