Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

SPAANS B (2006) Onderzoek aan wadvogels met behulp van zendertjes. LIMOSA 79 (1): 25-26.

Themadag 'Telemetrie'

De wadvogelgroep van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) gebruikt regelmatig 'klassieke' radiozendertjes om specifieke onderzoeksvragen op te lossen. Deze zendertjes zijn klein, wegen slechts 1.5 g en worden op de rug van steltlopers gelijmd. Ze zenden minimaal twee maanden uit maar de afstand waarop ze te horen zijn is niet veel meer dan 1 km op het wad en 6 km in de lucht. De zendertjes vallen na ongeveer een half jaar weer af.
      Bij het eerste project dat in de lezing werd behandeld stond de vraag centraal op welke schaal individuele Kanoeten Calidris canutus de Nederlandse Waddenzee gebruiken. Uit kleurringonderzoek was al gebleken dat individuen in de loop der jaren in het gehele Waddengebied gezien werden, maar verplaatsingen binnen een seizoen zijn op die manier moeilijker te achterhalen. In de zomer van 2001 werden op strategische plaatsen in het waddengebied 11 automatische ontvangststations gebouwd die 24 uur per dag uitluisterden naar voorgeprogrammeerde frequenties. In augustus werden 20 Kanoeten met mistnetten gevangen op de Richel in de westelijke Waddenzee en van zenders voorzien. In september volgden 20 vogels op het Simonzand in het oostelijk waddengebied. Elke gezenderde Kanoet die binnen een straal van 1 km van een ontvangststation komt wordt door dit station geregistreerd. Wanneer een vogel bijvoorbeeld op De Richel gehoord werd en de eerstvolgende keer op het Balgzand, noemden we dit een ' korte'vlucht (9-44 km, binnen het deelgebied westelijke Waddenzee). Een vogel die eerst ergens in het oostelijke en daarna ergens in het westelijke waddengebied geregistreerd werd of andersom scoorde hiermee een 'lange' vlucht (rond de 100 km). In twee maanden na de vangst werden bij de Richelkanoeten 1-30 korte vluchten geregistreerd (gemiddeld 15.9 per individu) en 0-2 lange vluchten (gem. 0.3). Voor de Simonszandvogels waren dit 1-13 korte vluchten (gem. 4.3) en 1-7 lange (gem. 2.4). Het aantal geregistreerde vluchten is uiteraard (veel) kleiner dan het werkelijke aantal verplaatsingen omdat de vogels lang niet altijd in de buurt van een ontvangststation komen. Samenvattend leerden we van dit werk dat de meeste Kanoeten die in augustus 2001 de westelijke Waddenzee benutten, gedurende de herfst binnen dit deelgebied bleven en niet zo ver gingen als de oostelijke Waddenzee. De Kanoeten die in september 2001 de oostelijke Waddenzee benutten verschoven in de loop van de herfst allemaal naar de westelijke Waddenzee. De helft van de vogels was daarvoor al minstens een keer op en neer geweest naar het westen. Sommige individuen bestreken in de herfst dus een gebied zo groot als de hele Nederlandse Waddenzee, en mogelijk nog groter.
      Bij het tweede voorbeeld van het zenderwerk was het doel meer te weten te komen over de voorjaarstrek van de Rosse grutto. Het ging daarbij om de in West-Afrika overwinterende populatie (Limosa lapponica taymyrensis) die,op weg naar Noord-Siberische broedgebieden, het waddengebied als opvetgebied gebruikt. In mei 2001 en 2002 werden in totaal 45 vogels gevangen en van een zendertje voorzien op Texel. Na vangst werd met behulp van twee automatische ontvangststations en handontvangers zo goed mogelijk vastgesteld of en hoe lang de vogels nog op Texel verbleven. Bij dit project werd samengewerkt met Martin Green van de universiteit van Lund in Zuid-Zweden. Door radarstudies van zijn onderzoeksgroep was duidelijk geworden dat de voorjaarstrek van steltlopers voor een belangrijk deel plaatsvindt via een relatief smalle corridor over Zuid- Zweden. Daar werden, dwars op de trekroute, tussen Helsingborg en Ystad in 2001 vijf en in 2002 negen ontvangststations geplaatst die in mei en juni non-stop de frequenties van de zenders uitluisterden. Van de 45 gezenderde Rosse Grutto's werden er 34 na vangst nog op Texel gehoord. De mediane vertrekdatum vanaf Texel was 30 mei (spreiding 18 mei - 6 juni). Maar liefst 26 vogels werden gehoord terwijl ze Zuid-Zweden passeerden; de mediane passagedatum was daar 2 juni. De passage vond gespreid plaats over een periode van meer dan twee weken (25 mei - 10 juni). Hoewel er geen verschil in timing tussen mannen en vrouwen aangetoond kon worden, vonden we wel aanwijzingen dat mannen iets eerder vertrekken. Het gemiddelde tijdsverschil tussen de registraties van 13 vogels die zowel op Texel als boven Zuid-Zweden werden gehoord was 80.2 +/- 58.1 uur (spreiding 19.5-187 uur). Dit is veel langer dan de te verwachten vluchtduur van ongeveer 10 uur. Hieruit blijkt dat veel Rosse Grutto' s na vertrek van Texel nog enige dagen elders in het Waddengebied doorbrengen voordat ze naar het broedgebied vliegen.
      Omdat de gezenderde Kanoeten en Rosse Grutto' s ook van individuele kleurringcombinaties werden voorzien kon door vergelijking van de zichtwaarnemingen van deze vogels met die van niet gezenderde individuen in de jaren na het zenderen, aangetoond worden dat het opplakken van een zendertje geen negatieve gevolgen had voor de overleving.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 79.1 2006
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster