Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

PROP D (2008) Grote Zilverreigers jagen tussen Kolganzen op muizen. LIMOSA 81 (1): 24-26.

Bij mijn bezoeken aan de westelijke Eempolder (Eemnes, NH) in januari 2008 viel op dat Grote Zilverreigers Casmerodius albus zich vaak bij groepen Kolgans Anser albifrons ophouden. In het gebied (2450 ha) bevonden zich veelal zo'n 40 zilverreigers. Deze waren verspreid over de polder waar te nemen, soms in kleine groepjes, maar bij grote groepen ganzen traden opvallende concentraties op, die op konden lopen tot meer dan 20 vogels. Tussen de ganzen was de gemiddelde groepsgrootte 6.5 (SD=5.6, N=30) reigers, en daarbuiten slechts 1.4 (SD=0.89, N=111). De reigers hadden een voorkeur voor de periferie van de ganzengroep op een tiental meter afstand, maar ze begaven zich ook wel tussen de ganzen. Van de 322 waargenomen zilverreigers in januari 2008 bevond zich 50.4%tussen of bij de ganzen, wat veel meer is dan wanneer de vogels onafhankelijk van ganzen zouden opereren. In dat geval zou dit percentage gelijk zijn aan het deel van de oppervlakte dat de ganzengroepen bestreken (ca. 2%). Overigens is dergelijk gedrag van Grote Zilverreigers ook elders in Nederland waargenomen, zoals bijvoorbeeld in de Ooijpolder (Berend Voslamber). Wat kan de reden zijn van dit merkwaardige' stalkgedrag'? Dat de zilverreigers de ganzen opzoeken uit veiligheidsoverweging lijkt niet aannemelijk, omdat ze in het gebied weinig van predatoren te duchten hebben. Kan het gedrag te maken hebben met de Veldmuizen Microtus arvalis die in de wintermaanden een belangrijke prooi voor de reigers vormen (Voisin 1991)? De reigers vertonen in de weilanden van de Eempolder hun karakteristieke jaaggedrag. De vogels lopen met lange, bedaarde passen, blijven spiedend staan, strekken de hals, om vervolgens met een snelle stoot van de snavel toe te slaan. De spartelende muis wordt een paar keer in de snavel heen en weer gemanoeuvreerd en vervolgens in één keer opgeslokt.
      Om te onderzoeken of er een verschil is in jaagsucces, heb ik de muizenvangsten van de reigers die tussen ganzen foerageerden vergeleken met die van de reigers elders in het terrein. Ik volgde telkens een groepje reigers en noteerde het aantal gevangen muizen. Totaal heb ik zo 232 muizenvangsten geregistreerd. De reigers die verspreid over de polder foerageerden vingen gemiddeld 1.79 muizen per uur (SD=0.476, N=18.5 uren). Tussen de ganzen was het vangstsucces met 3.30 muizen per uur bijna dubbel zo groot (SD=0.932, N=59.8 uren). Dit 'ganzeneffect' (t-toets, P<0.0035) kan in werkelijkheid nog groter zijn. Het is namelijk niet te verwachten dat de ganzen op de beste muizenpercelen foerageerden terwijl de solitaire reigers dat allicht wel deden. Overigens kende de volgzaamheid van de reigers grenzen. Als de ganzen in het centrale deel van de polder graasden, waar veel minder Veldmuizen zitten als gevolg van de hoge waterstand, dan haakten de reigers af. Deze waarnemingen lijken er op te wijzen dat de reigers hun muizenvangsten optimaliseren door hun terreinkennis te combineren met een verwachte meeropbrengst tussen de ganzen.
      We hebben kennelijk te maken met een voorbeeld van commensalisme, waarbij de ene soort (Grote Zilverreiger) profiteert van de aanwezigheid van de andere (Kolgans). Er zijn vergelijkbare situaties bekend waarbij vogels profiteren van concentraties aan prooien die ontstaan dankzij de aanwezigheid van andere diersoorten. In zuidelijke landen zijn zilverreigers die tussen het vee op zoek zijn naar opgejaagde insecten een gewoon verschijnsel (Scott 1984, Ewbank 1996); een ander voorbeeld vormenmeeuwen die profiteren van vissen die bijeengedreven worden door pinguins (Favero & Coria 2007). Bij onze zilverreigers is het voordeel niet zo zeer dat de dichtheid van de prooidieren tussen de ganzen groter is – misschien zelfs integendeel – maar op de één of andere manier weten ze de Veldmuizen hier efficiënter te bemachtigen.
      De vraag is, wat hiervan de oorzaak is. Omdat de ganzen de vegetatie kort houden neemt de zichtbaarheid van de muizen toe,maar dit effect kan niet verklarenwaaromde reigers worden aangetrokken door de aanwezigheid van de ganzen in telkens wisselende percelen. In eerste instantie meende ik de verklaring te moeten zoeken in de mogelijk verminderde schuwheid van muizen doordat ze steeds de, evident ongevaarlijke, ganzen zien passeren. Dit valt echter niet te rijmenmet de voorkeur van de reigers voor de periferie van de ganzengroepen, soms zelfs gescheiden door een sloot, op een afstand waarop de ganzen niet of nauwelijks zichtbaar zijn voormuizen.Wat natuurlijk wel doordringt tot de muizen is het gakken, kraken, grazen, keffen, kortom de hele mix van geluiden die een grote groep ganzen produceert. Een sterke ondersteuning dat geluid hier een rol speelt is dat de reigers nauwelijks worden aangetrokken door de eveneens talrijke, maar veel minder luidruchtige Knobbelzwanen Cygnus olor en Kleine zwanen Cygnus bewickii. We moeten ons overigens niet voorstellen dat demuizen bij de ganzen massaal in de vegetatie rondkruipen. Meestal zag ik de reigers pas na minutenlang spieden toeslaan, waarbij soms zichtbaar was dat de snavel tot in de opening van het hol doordrong. Dit wekt de indruk dat de muizen vanuit de opening van hun hol worden weggevangen. Er zijn twee verklaringen hoe zilverreigers kunnen profiteren van de geluiden die de ganzen produceren. In de eerste plaats kan het zijn dat de muizen nieuwsgierig of gealarmeerd bovengronds poolshoogte komen nemen. In de tweede plaats is het mogelijk dat de rondlopende zilverreigers minder snel worden opgemerkt door de muizen als gevolg van alle omgevingsgeluiden.
      Veel vragen blijven onbeantwoord, waarvan ik er enkele noem. Hoewel de Blauwe Reiger Ardea cinerea niet systematisch is geteld, lijkt ook deze soort het 'ganzen effect' ontdekt te hebben. De aantrekkingskracht is voor de Blauwe Reigers echter minder groot. Er zijn gemiddeld ongeveer even veel zilverreigers tussen de ganzen te vinden als Blauwe Reigers, terwijl de Blauwe Reiger in de Eempolder minstens twee maal zo talrijk is. Vanwaar dit verschil tussen de twee reigersoorten? In de Eempolder was de dichtheid aan muizen in 2007/08 zeer hoog, er was duidelijk sprake van een muizenpiekjaar (van Apeldoorn 2005). Zou het gedrag van de reigers alleen in dergelijke jaren optreden? Ook Buizerds Buteo buteo lijken aangetrokken te worden door de ganzen; profiteren deze roofvogels ook? Het is duidelijk dat verder onderzoek nodig is naar dit boeiende en niet eerder opgemerkte fenomeen van muizeneters die groepen ganzen escorteren.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 81.1 2008
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster