VOLLMER A, BOTH C & TINBERGEN J (2007) Duindoornbessen als wintervoedsel van de Koolmees. LIMOSA 80 (2): 68-75.
Het aantal Koolmezen fluctueert sterk van jaar tot jaar,
en is veel groter na winters met veel beukennootjes. Zo
wordt het verhaal altijd verteld, maar op veel plekken in
het land staan helemaal geen Beuken en moeten mezen
van ander voedsel leven. In de Lauwersmeer lijken
duindoornbessen een belangrijk alternatief. Door hun
poep te bekijken en de samenstelling daarvan te relateren
aan de hoeveelheid bessen in de omgeving lichten
we een tipje van de sluier op over deze alternatieve
voedselbron.
Aantallen vogels zijn zelden constant, maar fluctueren sterk
van plek tot plek en van jaar tot jaar. Variatie in aantallen
hangt samen met verschillende factoren, waarbij voedsel
vaak belangrijk is. Er is vrijwel geen vogelsoort waarvan de
populatie-ecologie zo goed is bestudeerd als de Koolmees
Parus major, en we weten dat in gebieden met meer rupsen
ook meer Koolmezen broeden (van Balen 1973). Maar ook
van jaar tot jaar kunnen de aantallen Koolmezen enorm fluctueren,
en binnen gebieden zijn er in sommige jaren wel drie
keer zoveel broedvogels als in andere jaren (Perdeck et al.
2000). De piekjaren vallen altijd na winters waarin veel beukennoten
aanwezig waren, en in de daarop volgende winters
zonder beukennoten daalt het aantal dan weer (Perrins
1965, van Balen 1980). Interessant genoeg is dit ook het geval
op plekken waar geen Beuken Fagus sylvatica groeien,
zoals Tinbergen et al. (1985) op Vlieland zagen.
De koolmeespopulatie in het Lauwersmeergebied moet
het ook stellen zonder beukennoten en tot nu toe wisten wevrijwel niets over het voedsel van deze Koolmezen in de winter.
In principe zijn Koolmezen insecteneters, maar in de winter
als het aanbod aan insecten minder wordt, foerageren zij
ook op grote hoeveelheden zaden en vruchten (Perrins
1979, Gosler 1993). Voor het Lauwersmeergebied hadden
we het vermoeden dat bessen van de Duindoorn Hippophae
rhamnoides belangrijk stapelvoedsel zouden kunnen zijn op
momenten dat insecten ontbreken. Deze struiken zijn erg algemeen
in het gebied, soms grote oppervlakten bedekkend.
De bessen van duindoornstruiken zijn rijp vanaf september
(Humphries et al. 1982) en tamelijk voedzaam met een
hoog gehalte aan olie (Yang & Kallio 2001, Harrison &
Beveridge 2002). Door de oranje kleur zijn deze bessen erg
opvallend. De kleur wordt voornamelijk veroorzaakt door รข-
caroteen (Zeb 2004), het meest voorkomende carotenoïde
pigment in hogere planten (Harborne 1973). Duindoorn -
bessen bevatten grote hoeveelheden carotenoïden (Zeb
2004), wat voor de mezen wellicht ook interessant is omdat
dit een belangrijke rol kan spelen in het immuunsysteem
(Olson & Owens 1998, Chew & Park 2004). Duindoornbessen
vullen dus misschien niet alleen de maag, maar dragen wellicht
ook bij aan de afweer.
Het is ons al een tijd opgevallen dat de uitwerpselen van
de Koolmezen in het Lauwersmeergebied in de winter er
vaak bruin-oranje uitzien, in tegenstelling tot zwart in de zomer.
In deze studie testen we door analyses in het lab of deze
kleurveranderingen met de consumptie van duindoornbessen
samenhangt en of het dieet in het veld betrouwbaar geschat
kan worden aan de hand van de faeces kleur. Dit zou
een eenvoudige methode zijn om de duindoornconsumptie
van de Koolmezen in het veld te kwantificeren.
Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in de
duindoornconsumptie van de Koolmezen die in het
Lauwersmeergebied leven. Verder wilden we een indruk krijgen
wat voor rol de duindoornbessen in het leven van de
Koolmezen spelen en of de aanwezigheid van duindoornstruiken
invloed heeft op de verspreiding van de vogels in
de winter. Hiervoor keken we naar de nachtelijke nestkastbezetting
in de winter in relatie tot de groeiplaatsen van de
duindoornstruiken. Ten slotte analyseerden we of de status
en/ of conditie van de vogel gerelateerd was aan duindoornconsumptie.
[gratis pdf] [english summary]
|