HULSCHER JB & VERHULST S (2003) Opkomst en neergang van de Scholekster Haematopus ostralegus in Friesland in 1996-2000. LIMOSA 76 (1): 11-22.
Dat Scholeksters het de laatste jaren moeilijk hebben in het
Waddengebied is inmiddels welbekend. En terwijl natuurbeschermers,
vissers, biologen en politici elkaar in de haren vliegen
over de vraag of de kokkelvisserij daar debet aan is, gaat
het ook slecht met de in het binnenland broedende Scholeksters.
De Scholekster van het Friese binnenland kampt ook nog met
andere problemen dan zijn kwelderbewonende soortgenoten.
Lange tijdreeksen van broedvogelaantallen en ringgegevens
van kuikens leggen de vinger op de zere plek. Hoe komt het dat
de landrotten onder de Scholeksters te weinig kuikens produceren
om de populatie op peil te houden? Zijn het vooral typische
'weidevogelproblemen' zoals intensivering van de landbouw:
vroeger en vaker maaien, meer vee op minder grond met als gevolg
uitgemaaide of vertrapte nesten en kuikens? Of worden
deze Scholeksters dubbel getroffen, omdat ze naast de effecten
van intensieve landbouw 's winters ook nog een karig gedekte
dis aantreffen, met mogelijke langetermijneffecten op conditie en
reproductie?
De Scholekster is van oorsprong een kustbewoner
die gedurende de laatste tweehonderd jaar
het binnenland van Nederland heeft veroverd
(Hulscher 1972, 1976, Bijlsma et al. 2001). De
kolonisatie van Friesland moet in het begin van
de negentiende eeuw of nog eerder zijn begonnen.
In 1822 was de soort al een bekende
broedvogel in de omgeving van Oldeboorn (de
Jong 1998). Friesland, met in 1991 een op cultuurland
broedende populatie van c. 41 000 paren
(Nijland et al. 1996), behoort nog steeds tot
het bolwerk van de Nederlandse scholeksterpopulatie,
die in 1979-1994 geschat werd op
89 000-123 000 paren. Maar er zijn donkere
wolken aan de hemel verschenen. Sinds eind
jaren tachtig gaat de Scholekster overal in Nederland
achteruit, ook in Friesland (Hulscher
2002).
[gratis pdf] [english summary]
|