BURG A VAN DEN (2002) De achteruitgang van de Sperwer Accipiter nisus op de ZW-Veluwe; veroorzaakt door predatie of voedseltekort?. LIMOSA 75 (4): 159-168.
Sperwers op de Veluwe doen het als broedvogel slechter dan elders
in het land. Eerder is gesuggereerd dat deze afname verband
houdt met het afgenomen prooiaanbod voor Haviken, die
daarop zijn overgestapt op alternatieve voedselbronnen als
Sperwers en hun (nest)jongen. De afname van de Sperwer vond
echter niet overal in gelijke mate plaats en beperkt zich aanvankelijk
vooral tot de voedselarmere delen van de Veluwse bossen.
Dit suggereert dat er meer in het spel is dan predatie door de
Havik.
Hoewel het de Sperwer landelijk goed vergaat,
is er onder andere op de Veluwe in de jaren negentig
een halvering tot lokaal zelfs een decimering
van de stand vastgesteld (Bijlsma et al.
2001). De omloopsnelheid in lokale populaties
nam hierbij toe (Bijlsma et al. 2001), hetgeen
wijst op een verhoogde mortaliteit van broedvogels.
Volgens Bijlsma et al. (2001) heeft een verhoogde
predatiedruk door Haviken A. gentilis
hierbij een doorslaggevende rol gespeeld.
Deze verhoogde predatiedruk zou zijn oorsprong
vinden in de lagere stand van middelgrote
vogels, zoals duiven, waardoor Haviken
zijn genoodzaakt naar andere prooisoorten om
te zien, waaronder nestjongen, pas uitgevlogen
en volwassen Sperwers. Het is echter niet ondenkbaar
dat een verslechtering van het prooiaanbod
voor Haviken (al of niet toevallig) samengaat
met veranderingen in het prooiaanbod
voor Sperwers (bijv. minder mussen), die de
werkelijke oorzaak kunnen zijn van de populatieafname.
In deze studie wordt de trend van
Sperwers op de ZW-Veluwe geanalyseerd om
te onderzoeken welke aanwijzingen er zijn voor
de predatiehypothese en welke voor de voedseltekorthypothese.
Eerst wordt echter onderzocht
of ook op de ZW-Veluwe verhoogde sterfte
heeft bijgedragen aan de populatiedaling.
Als de omstandigheden voor de overleving van
Sperwers slecht zijn, zal dit onder andere blijken
uit een verhoogde sterfte van jonge dieren.
Verreweg de belangrijkste sterfteoorzaak onder
uitgevlogen jongen is verhongering, die optreedt
in het najaar als de nog onervaren dieren
in hun eigen levensbehoeften moeten voorzien
(Bijlsma 1993, Newton 1986, Newton et al.
1999). Door de veel hogere meldkans worden
geringde sperwerjongen voornamelijk teruggemeld
als raam- of verkeersslachtoffer en niet als
'dood door verhongering' (Newton 1986). Indien
de sterfte door verhongering of predatie hoog
is, zal de dispersie van jonge dieren uit het bos
laag zijn en zullen er weinig terugmeldingen zijn
van verkeer- en raamslachtoffers (Newton &
Rothery 2000). Slechte omstandigheden kunnen
ook leiden tot verhoogde sterfte onder adulten,
waardoor het aandeel van jonge (tweede
kalenderjaar) individuen in de broedpopulatie
kan toenemen. Bij een afnemende populatieomvang
kan dit ook wijzen op emigratie van volwassen
dieren, bijvoorbeeld als gevolg van een
verslechtering van het habitat (Newton 1986).
Hierom wordt in dit artikel ook gekeken naar terugmeldingspercentages
en het aandeel jonge
recruten in de broedpopulatie.
Als predatie door Haviken een sturende factor
is voor de sperwerstand, is te verwachten dat
predatie van nestjongen vaak voor zal komen
en dat het aandeel succesvolle sperwernesten
sinds het begin van de jaren negentig sterk is
gedaald. Als voedseltekort de voornaamste factor
is, zullen Sperwers vaak nestbouw vertonen
zonder eileg, omdat de wijfjes dan niet op hun
broedgewicht kunnen komen (25% boven het
normale gewicht; Newton 1986). Wijfjes die wel
voldoende voedsel tot hun beschikking hebben
om eieren te kunnen leggen, zouden dan net
zoveel kansen hebben om een succesvolle
broedpoging te ondernemen in vergelijking met
tien jaar geleden. In afwezigheid van predatie
zou de broedselgrootte dan niet zijn gewijzigd.
Als er zich grote verschuivingen in het prooispectrum
van Sperwers hebben voorgedaan,
zouden deze moeten blijken uit hun prooikeuze.
[gratis pdf] [english summary]
|