STAHL J, EBBINGE B, GANTER B, LOONEN MJJE, TOLSMA P &: DRENT RH (2001) Themadag 'Evolutie van Sociaal Gedraag': Gevolgen van dominantie op korte termijn en door de jaren heen: rangorde en voortplantingssucces bij Brand- en Rotganzen. LIMOSA 74 (2): 73-74.
Onderzoek naar het functioneren van grote verzamelingen
van vogels als foerageereenheden (b.v.
ganzen, steltlopers of kraaiachtigen) is vaak gericht
op de optimalisatie van de groepsgrootte ten
opzichte van de voedselopname. Bij Brand- en
Rotganzen Branta leucopsis en B. bernicla maakt
de herkenbaarheid van individuen binnen de
groep, door middel van gekleurde pootringen die
op grote afstand kunnen worden afgelezen, onderzoek
naar individuele foerageer strategieën binnen
groepen mogelijk.
In groepen Brandganzen die op poldergras
overwinteren, kunnen de posities 'voor/rand', 'centrum'
en 'achter' worden onderscheiden. Bij herhaalde
waarnemingen in de loop van de winter
bleek dat individuen in meer dan 60% van de observaties
in dezelfde groepspositie worden gezien.
Dichtheden zijn het hoogst aan de randen van de
groep, waar ook de meeste interacties plaatsvinden.
Alleen hier hebben dieren toegang tot onbegraasde
stukken van het weiland, wat ze echter
met een grotere inspanning voor waakzaamheid
moeten bekopen. Niettemin hebben de individuen
die in de winter vaak aan de randen van groepen
worden gezien in de zomer een grotere kans op
broedsucces. Hun dominantie wordt vertaald naar
betere toegang tot voedsel en grotere vetreserves
bij vertrek naar de broedgebieden. Subdominante
(ongepaarde) dieren wisselen vaker dan andere
sociale groepen van foerageergroep, en maken bij
een verhuizing goede kans op een (favoriete)
randplek in de nieuwe groep terecht te komen.
Kwelders - een belangrijk opvethabitat voor
Rotganzen in het voorjaar - bestaan uit een kleinschalig
mozaïek van plekken met een duidelijk verschillend
voedselaanbod voor herbivoren. Op
Schiermonnikoog worden de meest dominante
dieren bijna dagelijks op favoriete foerageerplekken
- met veel Zeeweegbree Plantago maritima en
Kweldergras Puccinellia maritima - gezien, terwijl
individuen die vaak interacties met groepsgenoten
verliezen naar minder aantrekkelijke gebieden uitwijken.
Nieuwkomers uit andere overwinteringsgebieden (b.v. andere Waddeneilanden) blijven in het
eerste jaar ondergeschikt aan de 'oudgedienden'.
Lokale dominantie en plaatstrouw zijn bij de Rotgans
duidelijk gekoppeld aan toekomstig broedsucces
in de arctische broedgebieden.
Uit een experiment met kunstmatig verrijkte
grasplekken in het broedgebied van de Brandgans
op Spitsbergen blijkt dat subdominante individuen
de rol van verkenners spelen en vaak de
eersten zijn die de favoriete, rijke plekken vinden.
Ze worden echter binnen korte tijd door dominante
individuen uit hun groep van deze 'hot-spots' verjaagd,
waar de dominante dieren 75% van de buit
binnenhalen. Naast lichaamsgrootte bleek vooral
leeftijd een belangrijke verklarende factor voor dominante
te zijn. Dominantie lijkt dus aan ervaring
gekoppeld, en subdominante dieren zullen dan
ook in de loop van de jaren in de rangorde kunnen
klimmen, als ze trouw blijven aan de groep. Het
verwerven van dominantie binnen de groep vergt
waarschijnlijk een jarenlange investering.
[gratis pdf] [english summary]
|