CAMPHUYSEN CJ & DERKS PJT (1989) Voorkomen en sterfte van de Fuut Podiceps cristatus voor de Nederlandse kust, 1974 - 1986. LIMOSA 62 (2): 57-62.
Fuut Podiceps cristatus De Fuut is in Nederland een veel voorkomende broedvogel, die de 1aatste jaren, onder meer door een minder kritische biotoopkeuze of verbeterde waterkwaliteit, steeds talrijker is geworden. In ons land wordt in vergelijking met de rest van Europa de hoogste dichtheid aan broedvoge1s gevonden. In 1983 werd de stand op 6900-7600 paren geschat (Leys 1986). Ook buiten de broedtijd is de Fuut hier een algemene soort. Zo worden in de nazomer op het IJsselmeer tijdens de periode van de slagpenrui concentraties van enkele tienduizenden Futen waargenomen (Piersma et al. 1986). Dit moet een aanzienlijk deel van de Westeuropese populatie zijn (Cramp & Simmons 1977). In de winter is het aanta1 Futen in Nederland doorgaans wat k1einer. Beha1ve in het IJsselmeergebied worden dan concentraties aangetroffen in de Waddenzee, op de Grote Rivieren, in het Deltagebied en langs de kust. Van toenemend belang is de Grevelingen, waar 's winters tussen 5000 en 10 000 Futen kunnen worden geteld (Meininger et al. 1984, 1985, van den Bergh 1983, 1985, 1988, Leys 1987). Ret wintervoorkomen van de Fuut aan onze kust wordt gekenmerkt door geweldige aanta1sschommelingen, welke waarschijnlijk grotendee1s samenhangen met het voorkomen van vorst en het dichtvriezen van de binnenwateren (Camphuysen & van Dijk 1983). In sommige winters treedt onder de vogels een grote sterfte op. Teneinde het wintervoorkomen van de Fuut in onze kustwateren nader te onderzoeken en om voorkomen en sterfte van Futen voor de kust in verband te brengen met het optreden van (extreme) winterse omstandigheden, zijn verschillende gegevens bijeengebracht. Resultaten van zeetrektellingen, door de Club van Zeetrekwaarnemers (CvZ) in de jaren 1974-86 verzameld en gepub1iceerd, werden opnieuw bewerkt. Van stookolieslachtoffertellingen, verricht in het kader van het Nederlands StookolieslachtofferOnderzoek (NSO) in 1969-86, werden de gegevens uit 1974-86 opnieuw bewerkt. Ter vergelijking kon tevens beschikt worden over de resultaten van landelijke tellingen van stookolieslachtoffers in februari over een veel langere periode, met name 1965-88. Onderzocht werd wanneer en onder welke omstandigheden grote aantallen Futen in de Ne-
[gratis pdf] [english summary]
|