WIT AAN & SPAANS AL (1984) Veranderingen in de broedbiologie van de Zilvermeeuw Larus argentatus door toegenomen aantallen. LIMOSA 57 (3): 87-90.
Zilvermeeuw Larus argentatus Gedurende de laatste 15 jaar is de stand van de Zilvermeeuw in ons land aanzienlijk toegenomen (figuur 1). In 1968 broedden hier 17000 paar, in 1982 85 000 paar. In dezelfde tijd nam de stand van de Kleine Mantelmeeuw L. fuscus, die vaak met de Zilvermeeuw gemengde broedkolonies vormt, toe van 500 tot 17 500 paar. Op Terschelling, waar de grootste kolonie Zilveren Kleine Mantelmeeuwen van ons land is, waren er in 1968 6200 paar Zilvermeeuwen en 400 paar Kleine Mantels, in 1983 respectievelijk 21 500 en 13 000 paar (schattingen Staatsbosbeheer). In 1966-69 is door Spaans & Spaans (1975) in de Eerste Duintjes op de Boschplaat uitvoerig naar de broedbiologie van de Terschellingse Zilvermeeuwen gekeken. Zij vonden toen vergele- 100 ken met de literatuur een hoog reproduktiesucces. Aan het einde van het broedseizoen zag het wad ten widen van de kolonie toen plaatselijk bruin van de jonge meeuwen. In 1983 hebben wij dit onderzoek herhaald om te zien of, en zo ja in welke mate, er veranderingen zijn opgetreden door de toegenomen aantallen.
[gratis pdf] [english summary]
|