Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

BEKHUIS J (1982) Samenwerkende Organisaties Vogelonderzoek Nederland. Punt- Transect-Tellingen van wintervogels. LIMOSA 55 (2): 63-64.

Het Punt - Transect - Tellingen - project (PTT-project) wordt toegepast om het voorkomen van vogels in verschillende gebieden of in verschillende jaren met elkaar te vergelijken. Het project heeft niet ten doeI vast te stellen welke soorten in een bepaald gebied voorkomen en hoe groot hun aantal is. Het is dan ook niet nodig om over absolute aantallen te beschikken. Ook een getal dat in een bepaalde, vaste verhouding staat tot het werkelijk aanwezige aantal, voldoet daarbij. Zo'n relatieve waarde laat zich vaststellen met relatieve inventarisatiemethodes, waartoe ook de punt-transecttelling gerekend moet worden. Het grote voordeel van een dergelijke methode is dat met veel minder waarnemingstijd volstaan kan worden dan vereist is bij absolute inventarisatiemethodes, welke ten doel hebben de aantallen zo nauwkeurig mogelijk te bepalen. Een punt-transect-telling kan worden omschreven als een steekproef. Er wordt een aantal telpunten gekozen waarop steeds volgens bepaalde regels wordt geteld. Elke telling levert dus voor ieder telpunt een steekproef op uit de ter plaatse aanwezige vogels. Aangezien iedere deelnemer steeds op dezelfde wijze dezelfde telpunten afwerkt, kunnen de resultaten onderling worden vergeleken. Yerschillen kunnen onder meer worden toegeschreven aan opgetreden veranderingen in de aantallen vogels. In Nederland is de belangstelling van de vogeltellers vooral gericht op broedvogels en overwinterende watervogels en roofvogels. Het merendeel van bverwinterende landvogels, zoals lijsters, kraaien en vinken worden weinig bij inventarisaties betrokken. luist met het oog op deze laatste groep heeft SOYON/COY het PIT-project voor wintervogels georganiseerd. Door middel van dit project wordt getracht meer inzicht te krijgen in aantalsverdeling en aantalsschommelingen bij deze soorten. De door SOYON/COY gehanteerde methode is afkomstig uit Zweden. Na wat kleine wijzigingen in het Zweedse ontwerp werden in december 1978 en december 1979 proeftellingen uitgevoerd om de voorschriften af te stemmen op de Nederlandse situatie. In de winter 1980/81 is het project gestart. Het is de bedoeling dat een deelnemer zijn eenmaal gekozen telpunten zo veeI mogelijk jaren achtereen telt. =- 3r winter worden drie tellingen onderscheiden, namelijk in midden november, de tweede helft van december en midden februari. Het hoofddoel van het PIT-project bestaat eruit de aantalsveranderingen van winter op winter te bestuderen. Hiervoor worden de resultaten van de telling in de tweede helft van december gebruikt. Men kan dus reeds meedoen aan dit project door uitsluitend in die periode te tellen. Beide andere telperiodes zijn van belang voor het tweede doel van het project, namelijk het bestuderen van het aantalsverloop gedurende een winter. Door aan aile drie de tellingen deel te nemen kan ook aan dit tweede doel beantwoord worden. Tijdens een telling neemt elke deelnemer een vaste reeks telpunten voor zijn rekening. Zo'n serie telpunten wordt puntentransect genoemd. Een puntentransect bestaat uit 20 door de teller gekozen punten, die bij elke telling opnieuw ge'inventariseerd moeten worden. Per punt wordt vijf minuten geteld waarna per soort het aantal getelde individuen op een formulier wordt ingevuld. Yoor de verwerking van al dit cijfermateriaal is SOYON/COY een samenwerkingsverband aangegaan met het Centraal Bureau voor de Statistiek. Tabel 1 laat zien hoeveel puntentransecten per telperiode geinventariseerd zijn. Tot op heden heeft verwerking van de telgegevens wat vertraging opgelopen. Wei zijn reeds de telresultaten gereed gemaakt voor de computer en werden een aantal rekenprogramma's ontworpen om de gegevens te analyseren. Echter tot een doelgericht uitwerken is het nog niet gekomen. Daar zal deze zomer mee worden begonnen. Het PTf-project moet beschouwd worden als een lange termijn-project; hoe meer jaren de tellingen worden volgehouden des te waardevoller worden de resultaten. Daarbij wordt er naar gestreefd aile delen van het land in het project te betrekken. Na twee telseizoenen blijkt dat vooral in de provincies Friesland, Zeeland en Noord-Brabant het aantal deelnemers nog ver beneden het wenselijke ligt. Met name de vogelaars in die provincies willen we oproepen om mee te doen. Echter ook geinteresseerden in andere delen van het land zouden we willen vragen zich tot

[gratis pdf] [english summary]



limosa 55.2 1982
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster