STRAATEN J VAN DER (1981) Tweede vangst van een Noordse Boszanger Phylloscopus borealis op Schiermonnikoog. LIMOSA 54 (3): 100-100.
Op 10 oktober 1980 werd in een mistnet in de
Kobbeduinen op Schiermonnikoog een vogel gevangen,
die als Noordse Boszanger werd gedetermineerd.
Van deze vogel werden foto's genomen,
een beschrijving gemaakt en de vogel werd
geringd (Arnhem E 67 988).
De beschrijving van deze vogel is als voigt:
Voorhoofd, kruin, nek, mantel en stuit olijfgroen.
Lange en duidelijke wenkbrauwstreep,
van voren geel, verder naar achteren overgaand
in witachtig geel. Donkere oogstreep. Duidelijk
zichtbare witte vleugelstreep, daarboven een
vaag zichtbare groengelige vleugelstreep (figuur
1). Slagpennen donkergrijs; rand van buitenvlag
groengee!. Grote slagpendekveren gekleurd als
slagpennen, maar met een wit zoompje aan de
buitenvlag. Kleine slagpendekveren zonder wit
zoompje. Kleine vleugeldekveren grijs met
groene zoom. Onderstaartdekveren en ondervleugeldekveren
wit met citroengeel waas. Okselveren
citroengeel. Bovenstaartdekveren
groen. Staartpennen bruin met een groenig
waas. Wang geelgroen afgewisseld met vuilwit.
Kin lichtgeel; keel als kin, maar iets gele Borst
en buik wit met licht citroengeel waas. Flank
groengeel. Kleur ondersnavel hoorngeel, bovensnavel
donkerbruin; binnenkant snavellichtgeel.
Iris sterk donkerbruin en pupil zwart. Poten licht
gelig bruin.
Vleugel 63 mm. Staart 44 mm. Snavel 15 mm
(tot aan schedelbasis gemeten). De eerste slagpen
is even lang als de langste slagpendekveer.
De buitenvlag van derde, vierde en vijfde slagpen
versmald. De slag- en staartpennen waren
niet gesleten, zodat we met een eerstejaars vogel
te maken hadden (Svensson 1975). Waarschijnlijk
betrof het een vogel van de ondersoort
borealis, gegeven de bleke onderzijde en de
bleekgele wenkbrauwstreep (Williamson 1967).
Dit is het zesde geval voor ons land. In 1976
werd eveneens op Schiermonnikoog een exemplaar
gevangen; daarnaast zijn er .nog drie waarnemingen en een vondst bekend (Winkelman &
Klarenberg 1977).
De Noordse Boszanger broedt van NoordScandinavie
oostwaarts (Voous 1960). Het overwinteringsgebied
ligt in Zuidoost-Azië (Ticehurst
1938). Dit betekent dat deze soort een oostelijke
trekrichting aanhoudt. Winkelman &
Klarenberg (1977) gaan uitgebreid in op de veronderstelde
trekrichting van deze soort. De
weersomstandigheden in de voorafgaande dagen
waren niet optimaal voor aankomsten uit noordelijke
tot oostelijke richtingen. De winden waren
steeds uit richtingen tussen west en zuid.
Een dag na de vangst draaide de wind naar
noordoost en werd het eiland overstroomd met
Goudhaantjes, Roodborsten en Zwartkoppen.
Noordse Boszanger Phylloscopus borealis
[gratis pdf] [english summary]
|