JONG H DE & PHILIPPONA J (1975) Het voorkomen van ganzen in Noordoostpolder en Flevoland. LIMOSA 48 (1): 60-73.
In dit artikel wordt aandacht besteed aan de betekenis, die Noordoostpolder en Flevoland hebben voor de in Nededand pleisterende ganzen. De gegevens uit Noordoostpolder zijn in hoofdzaak verzameld en bewerkt door de tweede auteur. Dit gebeurde in het kader van een onderzoeksproject van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer en met steun van dit instituut. De gegevens van Flevoland zijn in meerderheid bijeengebracht door medewerkers van de Biologische afdeling van de Rijksdienst van de IJsselmeerpolders binnen het raam van een onderzoeksprojeot van de bio1logische afdeling van deze dienst, terwijl ook enkele gegevens van andere waarnemers zijn gebruikt. Zij zijn door de eerste auteur bewerkt. Noordoostpolder viel in 1942 droog en is in de jaren na de tweede wereldoorlog ontgonnen en in oultuur gebraoht. Flevoland is in twee gedeelten ingepolderd. Oostelijk Flevoland viel in 1957 droog, Zuidelijk FIevoland in 1968. De opperv1a1te van Noordoostpolder is ca. 48.000 ha. De oppervlakten van de beide gedeelten van Hevoland zijn resp. ca. 54.000 ha en ca. 44.000 ha. De bodem bestaat voorname1ijk uit ldei. Zandgronden komen 'slechts op een aantal plaatsen, grenzend aan het oude land, voor. Veen is eveneens slechts zeer plaatselijk aanwezig en dan meestal nog in de ondergrond. Kort na het droogvallen van de polders raken grote gedeelten ervan begroeid, terwijl doorgaans ook gebieden met plassen voorkomen. Deze plassen worden vooral langs de dijken aangetraffen en zijn dan een gevolg van de aanvoer van water door kwel onder de dijk door. Kolgans Anser albifrons Rietgans Anser fabalis Brandgans Branta leucopsis Canadese Gans Branta canadensis Kleine Rietgans Anser brachyrhynchus = Anser fabalis brachyrhynchus Grauwe Gans Anser anser Rotgans Branta bernicla
[gratis pdf] [english summary]
|