Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

MULDER T & PHILIPPONA J (1965) Ganzenpleisterplaatsen in Nederland: de omgeving van Moerdijk en Klundert en de Beemden bij de Mark, in het westen van Noord- Brabant. LIMOSA 38 (3): 118-141.

Nederland. Net als sommige andere rondwaart, is de huidige bedreigd door verschillende gevaren, te weten., de Delta-werken, een betere drainage en re-toewijzing-regelingen. Waarnemingen zijn gedaan op een honderd data, gedurende vijf opeenvolgende winters uit 1957-1958 tot 1961-1962 opgenomen. II. In de omgeving zijn er ook andere ganzen-achtervolgt van kleinere belang. Contacten tussen deze achtervolgt zijn waargenomen. Maar het spookt hebben hun eigen slaapplaatsen. De aanwezig spoken is een van de belangrijkste voor de kolgans in Nederland. III-V. In het noorden van het achtervolgen ligt het Hollands Diep, ongeveer 1800 meter breed. In het is een grote zand-bank, de Sasseplaat. Bij normale eb een oppervlakte van 135 ha (337,5 acres) blijft droog. Vijftig ha (125 acres) van het is begroeid met biezen en riet. Langs de zuidelijke oever van het Hollands Diep is gevonden een vrij brede, drassige strook met Rush-, riet-en osierbeds. Een deel van deze strook, die een modderige vlak bij eb, gedeeltelijk bedekt met riet, heet Appelzak. De Appelzak en een deel van het Sasseplaat vormen een belangrijk voedingsbodem bij uitstek van de Grey Goose-lag. Vooral de kale delen zijn slaapplaatsen van de Whitefronted en rietgans. Langs het Hollands Diep zijn er een aantal goed gedraineerde polders. Die bezocht regelmatig door ganzen, bestaat uit een duidelijk begrensde strook van 6 km lang en maximaal 2,5 km van het Hollands Diep, met een totale oppervlakte van 1200 ha (3000 acres) van grasland in een paar afzonderlijke percelen. De rest van het gebied omvat 400 ha (1000 ha) van de velden. Het gebied tussen deze strook en de rivier de Mark bestaat hoofdzakelijk uit velden en is zelden bezocht door ganzen. Sommige kleine volkstuinen van grasland in deze regio zelden meer dan 10 ha (25 ha) per stuk. Ten zuiden van de rivier de Mark vinden we een zeer groot gebied van grasland, de Beemden, doorkruist door een klein aantal van de wegen en twee spoorwegen. De Beemden, die zijn vrijwel zonder huizen, hebben een oppervlakte van 3300 ha (8250 acres) en zijn van groot belang als een trefpunt van de White-fronted Goose. Delen van het grasland worden overstroomd in de winter. De overstromingen een belangrijke Roost voor de Whitefronts. VI. De vroegste gegevens over het voorkomen van ganzen in de Beemden van de rivier Merk zijn 1920 tot 1930. Vooral als overstromingen plaatsgevonden, duizenden ganzen (Voornamelijk Bean Ganzen in die dagen) bleven in het gebied. Wanneer de overstromingen gestopt, de Bonen vonden hun zitstok op het Hollands Diep. De rietgans gedaald, net als in andere delen van West-en Centraal-Europa. Geleidelijk aan de kolgans toegenomen. Gedurende de laatste 10 tot 20 jaar de Whitefront is uitgegroeid tot de meest voorkomende overwinterende gans op het vasteland van West-Europa. Vooral vanaf 1952 de soort is toegenomen in het achtervolgen van discussie. De Grey Goose-lag in de buurt van het Hollands Diep is uitgegroeid tot een in werking getreden. Vanaf 1940 wordt de soort af, waarschijnlijk door het maken van de nieuwe Noordoostpolder in de voormalige Zuiderzee. VII. Alle soorten van de Nederlandse lijst zijn hier waargenomen, maar slechts drie van hen voorkomen in belangrijke nummers: Grijs-lag, White-fronted en rietgans. VIII. Grey Goose-lag. Tabel I toont het maximale aantal voor elke maand. Voor deze soort minder gegevens kunnen worden verzameld, vanwege het feit dat de grauwe ganzen zijn vaak voeden met de rushbeds nabij het Hollands Diep, die alleen kan worden benaderd met de boot. De eerste grauwe ganzen in de loop van september. Maximum aantal verblijf in Oktober. Een aantal van hen blijven meestal de hele winter. Een toename vindt plaats in Februari. Vertrek is vooral niet voor medio april. Summering van de kleine aantallen is waargenomen tijdens de laatste paar jaar, net als in sommige andere achtervolgt in Nederland. Wanneer de Grauwe is voeden op grasland en suikerbieten velden, het gaat zelden verder het binnenland dan sommige Kms. IX. De White-fronted Goose. Alle tellingen zijn opgenomen in tabel II. Het gemiddelde temperatuur (in De Bilt, Meteorologisch station) en belangrijke sneeuwval worden opgenomen in deze tabel. In de jaren gegeven: November, soms al in oktober, een klein aantal Whitefronts verschijnen. Waarschijnlijk zijn deze ganzen niet te blijven, maar migreren naar andere achtervolgt. Groot nummers niet verschijnen voor half december en altijd onder invloed van koude weer en sneeuw. Hierna in drie van de vijf winters een afname is geconstateerd zonder enige duidelijke meteorologische oorzaak (later waarnemingen wijzen erop backmigration naar NE na het instellen van de dooi in.). In de loop van februari een toename is altijd opgenomen. Maximum aantallen voorkomen in het tweede deel van die maand. Deze plotselinge verhoging is overal in Nederland tijdens de winters, vaak onafhankelijk van weer-invloeden. Het vertrek van de Whitefronts uit de regio is duidelijk be?nvloed door het weer. Koude weer in maart (bv. 1958) vertraging van het vertrek tot het einde van de maand. Als het weer zacht is (1959 en 1961) de ganzen vertrekken voordat midMarch. De belangrijke schommelingen in de maximale aantallen in verschillende winters doen niet parallel lopen aan die in het hele land (zie tabel III). Voeding en rustgebieden het gedrag van de White-fronted Goose. De slaapplaatsen in het Hollands Diep: Sassenp1aat en Appelzak, worden het meest gebruikt. Tijdens elke normale vloed deze banken zijn overstroomd, maar in de loop van elk tideperiod van ongeveer 12) 1 uur, kunnen ganzen staan ​​op delen van de banken voor minstens 7 tot 8 uur. Tijdens periodes met maanlicht de ganzen vaak omgekeerde hun dagelijkse ritme: ze rusten aan de banken in de dag-en grazen op de voeding-terrein tijdens de nacht. Op zulke dagen waarnemingen kon soms worden gemaakt op de nesten. Ganzen zijn waargenomen geleidelijk vliegen op uit de banken tijdens de opkomende vloed-en uitstappen dicht achter de riet-bedden. Ze bleven daar, zwemmen in langgerekt groepen. Onder uitzonderlijke omstandigheden de ganzen verblijven op de voeding-terrein de hele dag en nacht, bv. gedurende strenge vorst of zware storm, soms ook bij volle maan. [N sommige winters een tweede stok wordt gemaakt door overstroomde delen in de polders langs de rivier Mark. Deze overstromingen alleen voorkomen in de polder de Haagse Beemden. Tabel IV geeft 44 waarnemingen-dag, waarop het hele gebied werd doorzocht. Zo lang als het aantal Whitefronts klein is, blijven ze in de omgeving van het Hollands Diep (Regio A). Zodra er meer ganzen komen (in ieder geval enkele honderden), gaan ze naar de Beemden nabij de Mark om te grazen (Regio B.). Maar soms grote aantallen Whitefronts bleef in regio A, dus in de buurt van de Roost op het Hollands Diep. Als de grond is met sneeuw bedekte of het is mistig, heeft het Ganzen niet reizen naar de Beemden. De maximale afstand tussen de grazende terrein (Beemden) en roest (Hollands Diep) worden 10 tot 12 km. alles in een keer de ganzen te verlaten dit gebied, waarna ze verblijven op het grazen-terrein nabij het Hollands Diep. Deze verschuiving gebeurde in de vijf winters van de waarneming niet eerder het einde van februari of begin maart, dus enige weken voor de lente migratie begint. Mc. IIhenny (1932) noemt dergelijk gedrag van de Blue Goose in zijn winterquarters in Louisiana, V.S. X. Bean Goose. Het merendeel van de waarnemingen van deze soort worden opgenomen in tabel V. Het optreden is onregelmatig. Zij zelden verschijnen voor het einde van december, uiteraard net zoals de Whitefront onder de invloed van het weer-omstandigheden. De grotere aantallen vertrekken eind februari. Ze zitstok vooral op de banken in het Hollands Diep. Ze reizen naar de begrazing-terrein tot een maximum van 9 km. Tabel V blijkt dat grote groepen vooral voeden zich met velden (A) soms, op grasland (G). Kleinere groepen hebben vaak mee Whitefronts (+) en dan voeden op grasland. De Beangeese van deze bijzondere achtervolgen behoren meestal tot de race rossicus, of naar de gemengde bevolking fabalis-rossicus. XI. De Brandganzen alleen voorkomen in kleine aantallen (hooguit enkele tientallen), altijd onder de kolganzen. Vijftien kilometer naar het westen, in de buurt van Willemstad, is er een belangrijk spoken van deze soort. XII. Dit achtervolgt wordt bedreigd door een aantal gevaren. De slaapplaatsen in het Hollands Diep zal waarschijnlijk ontwaarden na de Deltawerken zal zijn afgerond. Het water-level zal dan in hoofdzaak onafhankelijk van de getijden en de banken permanent onder water. Bovendien, de industrialisatie op de maand van de Rode Vaart, op een korte afstand van de slaapplaatsen, zal leiden tot veel verstoring. Overstroming van de graslanden in de Haagse Beemden wordt belemmerd door een drainagescheme in de nabije toekomst. Bijgevolg heeft de spoken verliest zijn nesten. Slaapplaatsen met ondiepe en rustig water zijn meest essenti?le voor alle Ganzen-achtervolgen Rietgans Anser fabalis Brandgans Branta leucopsis Kolgans Anser albifrons Grauwe Gans Anser anser

[gratis pdf] [english summary]



limosa 38.3 1965
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster