Foto: Peter Teune
Limosa Zoek Afleveringen Abonnementen Redactie Instructies NOU Home English

Limosa artikel samenvatting      

[vorige]

[volgende]

WALDECK K (1964) Waarneming van een Siberische Snor Locustella certhiola. LIMOSA 37 (3): 304-307.

Siberische Sprinkhaanzanger = Siberische Snor Locustella certhiola Op 29 augustus 1963 waren mijn zoon en ik bezig om met nylonnetten vogels te vangen in het duinplassengebied van de Duinwaterleiding van de gemeente Den Haag teneinde deze vogels te ringen. Wij hadden daartoe onze netten opgesteld in een tien meter brede rietkraag in een ondiepe plas. Rondom deze pIas bevonden zich wat diepere plassen, omzoomd met smalle rietkragen. Op het drogere deellangs deze plassen bevonden zich kruipwilgbosjes, waartussen dicht en lang gras groeide. Bij het afzoeken van deze bosjes naar eventueel aanwezige Sylviden werd een rietzanger ter grootte van een Sprinkhaanrietzanger opgestoten, die onmiddellijk opviel door de staart, welke tijdens het vliegen uitgespreid werd gehouden en witte punten aan de uiteinden van de staartveren vertoonde. Mijn zoon kon op grond van deze waarneming direct vaststellen met welke soart wij te maken hadden, wat aanvankelijk door mij betwijfeld werd. De rietzanger vloog laag weg over een afstand van ongeveer 20 meter en verdween in een smalle rietkraag langs de plas. Voorzichtig naderbij gekomen kon ik de vogel, die zeer mak was, op een meter afstand zonder kijker gedurende enkele minuten bijzonder goed waarnemen. De rietzanger zat op een stengel met de rug naar mij toe. De roestbruingrijze rug en mantel, waarop in het oog lopende overlangse strepen waren te zien, vielen direct op. De stuit was eveneens roestbruin onderbroken door fijne zwarte streepjes. De staart was eveneens roestbruin, maar een nuance donkerder. Eindelings waren witte randjes aan de staartveren te zien. Ook de kop was fijn zwart gestreept op een iets minder bruine ondergrond. Van terzijde gezien maakte het de indruk, dat deze streepjes zich aIleen op het achterhoofd bevonden en het voorhoofd, dat deze streping miste, een meer bruingrijze kleur had. 1) Er was een aanduiding van een oogstreep, die slechts liep van snavelbasis tot aan het oog. De borst en buik waren grijswit van kleur met zeer fijne grijze streepjes in de borststreek. De onderstaartdekveren waren eveneens grijswit en niet gelig getint. De poten waren licht geelbruin van kleur in tegenstelling tot de snavel, die bruingrijs was met een lichtere tint aan de basis van de ondersnavel.

[gratis pdf] [english summary]



limosa 37.3 1964
[volledige inhoud van deze LIMOSA]


webmaster