Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Baeyens G. (1981) Magpie breeding success and Carrion Crow interference. ARDEA 69 (1): 125-139
Gedurende 4 jaar is het broedgebeuren bij 103 eksterparen gevolgd (tabel 1). Het broedsucces werd bennvloed door het niet tot eileg komen (tabel 2), door het niet uitkomen of geroofd worden van eieren (tabel 3), door het sterven of geroofd worden van jongen (tabel 4). In al deze stadia waren schadelijke interacties met Zwarte Kraaien merkbaar. Kraaien verdrijven Eksters soms van hun nest en roven eieren en jongen. De interesse van andere Corviden voor eksternesten werd nader onderzocht (tabel 6). Roeken bezoeken eksternesten nauwelijks. Gaaien en Kauwen zijn wel af en toe bij eksternesten gezien; de eersten roven ook wel ekstereieren. Eksters zelf inspecteren regelmatig de nesten van soortgenoten; Kraaien doen het nog vaker. De nestbewoners zelf kunnen Kauwen, Eksters en Gaaien wel door aanvallen verdrijven, maar worden op hun beurt soms door Kraaien verjaagd (tabel 7). Schade, in de vorm+ van eilegverhindering, en van ei- en jongenroof was vaak aan Zwarte Kraaien toe te schrijven. Eksterparen die aldus door de laatsten waren verstoord, kwamen meestal niet meer tot productie in dat seizoen (tabellen 8 en 9). Eksters bleken zich tegen verstoring door Kraaien te kunnen beschermen door 1) te broeden dicht bij huizen, wegen en andere kernen van menselijk verkeer, en 2) door hun nest te overkappen (tabellen 12 en 13). Onder die condities waren de kansen op nageslacht hoger (tabellen 10 en 11). De antipredatie functie van de nestkap werd experimenteel geanalyseerd door telkens een paar van TTn open en TTn een overkapt nest in het veld te presenteren. Door ons aangeboden eieren verdwenen dan eerder uit open dan uit gesloten nesten (tabel 14). Vit snavelindrukken op nagebootste ekstereieren uit plasticine bleek dat Kraaien, Eksters en Gaaien gepoogd hadden ze te roven (tabel 15). Open nesten werden relatief vaak in gebieden ver van mensen aangetroffen. Daar ook nestelden relatief veel onervaren, jongere vogels (tabel 16). Het leek echter niet waarschijnlijk dat hun gebrek aan ervaring een afdoende verklaring bood voor het niet overkappen van het nest (tabel 17). Dit scheen eerder het gevolg te zijn van late vestiging of van storing door Kraaien tijdens de nestbouw.


[close window] [previous abstract] [next abstract]