Ardea
Official journal of the Netherlands Ornithologists' Union

login


[close window] [previous abstract] [next abstract]

Schmaltz L.E., Vega M.L., Verkuil Y.I., Hooijmeijer J.C.E.W. & Piersma T. (2016) Use of agricultural fields by Ruffs staging in southwest Friesland in 2003-2013. ARDEA 104 (1): 23-32
De intensieve melkveehouderij heeft de graslanden in de agrarische gebieden van Nederland grondig veranderd, met negatieve effecten op de voortplanting van de steltlopers die er broeden. Dit moderne agrarische landschap wordt ook gebruikt door steltlopers om te ruien en op te vetten tijdens de trek, maar de functie als doortrekgebied krijgt veel minder aandacht dan de functie als broedgebied. Gedurende een periode van tien jaar hebben wij in het voorjaar de Kemphanen Philomachus pugnax bestudeerd die op weg naar het noorden in de graslanden van Zuidwest-Friesland pleisteren. In de onderzoeksperiode namen de piekaantallen af van 20.000 vogels in 2003 tot 3500 in 2009, waarna de aantallen stabiliseerden. Gebruikmakend van de plaatsen waar met kleurringen gemerkte individuen verbleven, beschrijven wij de veranderingen die tussen 2006 en 2013 in de ruimtelijke verspreiding van overdag foeragerende Kemphanen zijn opgetreden (‘s nachts verblijven de vogels op gemeenschappelijke slaapplaatsen). In de loop van de jaren trokken de Kemphanen zich meer en meer terug in het midden van ons studiegebied van 10.000 ha. Daar werden, tussen de intensief beheerde weilanden, bestaande en recent ontwikkelde natte gebieden gebruikt om te foerageren of te roesten. Om mogelijke veranderingen in het ruimtelijk gebruik van het gebied te kwantificeren, hebben wij in 2013 een transect-inventarisatie uit 2003 herhaald. Door kruidenrijkdom (als maat voor intensiteit van agrarisch gebruik) en landschapskenmerken (afstand tot de slaapplaats, grondsoort) op een vergelijkbare manier te karakteriseren, konden we aantonen dat in het voorjaar van 2013, net als in 2003, Kemphanen het liefst zo dicht mogelijk bij een slaapplaats foerageren. De inventarisaties brachten ook aan het licht dat Kemphanen een voorkeur hebben voor de Workumerwaard, een bijzonder grote, open en grotendeels extensief beheerde polder met een zanderige bodem en een korte vegetatie, grenzend aan een traditionele slaapplaats direct aan de kust. Ons onderzoek levert indirect bewijs voor de stelling dat de aanleg van natte gebieden of plas-dras situaties binnen een gebied dat gedomineerd wordt door moderne graslanden, het gebied aantrekkelijker zal maken voor doortrekkende Kemphanen.


[close window] [previous abstract] [next abstract]